ECLI:NL:CBB:2024:778
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en subsidievaststelling COVID-19 voor MKB-onderneming
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 november 2024, zaaknummer 23/550, staat de vaststelling van een subsidie voor een MKB-onderneming centraal. De minister van Economische Zaken had de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op nihil, omdat de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019. De ondernemer, die een groeiend bedrijf is, was het niet eens met deze vaststelling en had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister. De ondernemer voerde aan dat de referentieperiode niet representatief was voor zijn situatie, gezien de groei van zijn onderneming en de hoge vaste lasten die hij had. De minister verdedigde zijn besluit door te stellen dat de berekening van het omzetverlies correct was, gebaseerd op de aangiften omzetbelasting van de ondernemer. Het College oordeelde dat de minister terecht de gegevens van de Belastingdienst had gebruikt en dat de ondernemer niet had aangetoond dat er sprake was van onredelijke gevolgen van het besluit. Het College verklaarde het beroep ongegrond, maar kende de ondernemer wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De ondernemer kreeg een schadevergoeding van € 666,66 van de minister en € 333,34 van de Staat, als compensatie voor de vertraging in de behandeling van zijn bezwaar en beroep.