ECLI:NL:CBB:2024:754
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen subsidiebesluit COVID-19 regeling en omzetverlies berekening
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 29 oktober 2024, betreft het een beroep van een onderneming tegen het besluit van de minister van Economische Zaken over de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021, vastgesteld op € 5.731,04. De onderneming was van mening dat de post 'onderhanden werk' ten onrechte niet was meegenomen bij de berekening van het omzetverlies, omdat deze post niet op de aangifte omzetbelasting stond. De minister had eerder een subsidiebesluit genomen, maar in het vaststellingsbesluit werd deze post niet betrokken.
Het College oordeelde dat het geen zitting nodig had, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. Het College heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat de minister de aangifte omzetbelasting moet gebruiken voor het bepalen van de omzet en de berekening van het omzetverlies. De onderneming voerde aan dat de TVL-regeling ook de post 'onderhanden werk' zou moeten meenemen, maar het College stelde vast dat de minister terecht was uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst.
De onderneming had geen recht op de post 'onderhanden werk' omdat deze niet op de aangifte stond. Het College verklaarde het beroep ongegrond, en bevestigde dat de minister de subsidie correct had vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om de aangifte omzetbelasting correct in te vullen, aangezien dit bepalend is voor de subsidie die zij kunnen ontvangen.