ECLI:NL:CBB:2024:40
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidie op grond van de TVL in verband met omzetverlies door de opening van een nieuw filiaal
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 januari 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de vaststelling van de subsidie op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL). De minister had de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 0,- omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies. De onderneming betoogde dat de minister een uitzondering moest maken door de omzet van een nieuw geopend filiaal niet mee te nemen in de berekening van het omzetverlies.
Het College oordeelde dat de minister terecht geen uitzondering heeft gemaakt. De TVL biedt geen mogelijkheid om de omzet van filialen afzonderlijk te beschouwen. De opening van een nieuw filiaal wordt niet gezien als een bijzondere omstandigheid die een uitzondering rechtvaardigt. Het College concludeerde dat de situatie van de onderneming niet zo schrijnend was dat het besluit van de minister onevenredig uitpakte. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels van de TVL en het belang van een uniforme uitvoering van de regeling, vooral gezien het aantal aanvragen dat is ingediend. Het College verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de regels van de TVL geen hardheidsclausule bevatten en dat uitzonderingen alleen in zeer bijzondere gevallen worden gemaakt. De conclusie van het College was dat de minister de subsidie terecht lager had vastgesteld.