ECLI:NL:CBB:2024:40

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
22/1413
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidie op grond van de TVL in verband met omzetverlies door de opening van een nieuw filiaal

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 januari 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de vaststelling van de subsidie op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL). De minister had de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 0,- omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies. De onderneming betoogde dat de minister een uitzondering moest maken door de omzet van een nieuw geopend filiaal niet mee te nemen in de berekening van het omzetverlies.

Het College oordeelde dat de minister terecht geen uitzondering heeft gemaakt. De TVL biedt geen mogelijkheid om de omzet van filialen afzonderlijk te beschouwen. De opening van een nieuw filiaal wordt niet gezien als een bijzondere omstandigheid die een uitzondering rechtvaardigt. Het College concludeerde dat de situatie van de onderneming niet zo schrijnend was dat het besluit van de minister onevenredig uitpakte. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels van de TVL en het belang van een uniforme uitvoering van de regeling, vooral gezien het aantal aanvragen dat is ingediend. Het College verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de regels van de TVL geen hardheidsclausule bevatten en dat uitzonderingen alleen in zeer bijzondere gevallen worden gemaakt. De conclusie van het College was dat de minister de subsidie terecht lager had vastgesteld.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1413
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2024
Rechter: mr. C.T. Aalbers
Griffier: mr. E.E.M. Koomen

Partijen

V.O.F. [naam 1], te [plaats] (de onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2] en de gemachtigde mr. N. Lubach
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. Wammes en mr. T. Khidous.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de subsidie op grond van de TVL [1] voor de onderneming voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 0,-. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde dat sprake is van ten minste 30% omzetverlies, indien wordt uitgegaan van de omzetgegevens zoals die volgen uit de aangiften omzetbelasting en de suppletieaangiftes die bekend zijn bij de Belastingdienst.
2 In het geval van de onderneming is sprake van een uitbreiding door de opening van een nieuw filiaal in [plaats] per 1 oktober 2020. De minister neemt de omzet van het nieuw geopende filiaal mee in de berekening van de totale omzet van de onderneming in de subsidieperiode en vergelijkt die met de omzet van de onderneming in de referentieperiode. De onderneming voldoet dan niet aan de voorwaarde dat ten minste sprake moet zijn van 30% omzetverlies. De onderneming vindt dat de minister een uitzondering moet maken op de TVL door de omzet van het nieuw geopende filiaal niet mee te nemen in de berekening van het omzetverlies.
3 Op grond van artikel 2.1.2 van de TVL is de omzet van de onderneming het totaalbedrag ten aanzien waarvan zij aangifte doet voor de omzetbelasting. De TVL biedt de minister niet de mogelijkheid om de omzet van de filialen los van elkaar te bekijken. Het College is van oordeel dat de minister terecht geen uitzondering heeft gemaakt op de TVL. Zoals het College eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 8 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:594), heeft de regelgever geen hardheidsclausule opgenomen in de TVL. Het doel van de TVL is om te voorkomen dat getroffen ondernemingen in de problemen komen door omzetverlies. Omdat er veel aanvragen zijn ingediend, is de uitvoering zo ingericht dat zo veel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk een voorschot krijgen uitgekeerd. Om te zorgen dat de TVL uitvoerbaar blijft, maakt de minister alleen in zeer bijzondere gevallen een uitzondering.
4 Het College begrijpt wel dat de vergelijking van de omzetgegevens in de referentieperiode en de subsidieperiode in het geval van de onderneming nadelig uitpakt, maar zoals het College al in eerdere uitspraken heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 7 september 2021, ECLI:NL:CBB:2021:872, en 31 mei 2022, ECLI:NL:CBB:2022:277), is het openen van een nieuw filiaal geen bijzondere omstandigheid die maakt dat de minister een uitzondering op de in de TVL voorgeschreven regels moet maken. Het College ziet in de situatie van de onderneming geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Niet is gebleken dat de situatie van de onderneming zo schrijnend is dat het besluit in dit geval onevenredig uitpakt.
5 Het beroep slaagt niet. De conclusie is dat de minister de subsidie terecht lager heeft vastgesteld.
w.g. C.T. Aalbers w.g. E.E.M. Koomen

Voetnoten

1.Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19.