Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , (de vennootschap),
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 mei 2023, zaaknummer 22/804, staat de vaststelling van een subsidie op nihil voor een hotelonderneming centraal. De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 1 juni 2021 besloten de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 vast te stellen op € 0,- en het uitbetaalde voorschot van € 40.000,- terug te vorderen. De vennootschap, die sinds 21 december 2018 ingeschreven staat in het handelsregister, stelde dat de referentieperiode voor de omzetberekening niet correct was vastgesteld. De vennootschap betoogde dat de startdatum van de activiteiten op 1 april 2019 lag, en niet op 28 februari 2019, zoals de minister had gesteld. De minister hield echter vast aan de oorspronkelijke referentieperiode, omdat er op 28 februari 2019 geen juridische belemmeringen meer waren voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten. De vennootschap had geen gronden aangevoerd tegen de terugvordering van het voorschot en het College concludeerde dat de minister terecht de subsidie op nihil had vastgesteld, omdat de vennootschap niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. Het beroep van de vennootschap werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.