ECLI:NL:CBB:2022:699
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de TVL-regeling voor COVID-19 door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 11 oktober 2022, zaaknummer 21/1202, is de aanvraag van appellant voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL-regeling) afgewezen. De aanvraag betrof een subsidie voor het eerste kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat appellant niet voldeed aan de vereisten van de regeling, met name het vereiste van ten minste 30% omzetverlies en de drempel van € 1.500,- aan vaste lasten. Appellant, die zijn onderneming op 27 december 2018 had ingeschreven, betoogde dat hij door de coronamaatregelen 100% omzetverlies had geleden en dat zijn vaste lasten doorliepen, maar het College oordeelde dat hij niet onder de startersregeling viel en dat de referentieperiode van het eerste kwartaal van 2019 correct was toegepast.
Het College overwoog dat appellant niet kon aantonen dat hij aan de voorwaarden voldeed, aangezien zijn omzet in de referentieperiode niet voldeed aan de drempel van 30% omzetverlies. Het College benadrukte dat er geen juridische belemmeringen waren voor appellant om zijn onderneming eerder te starten en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De uitspraak bevestigde dat de regels van de TVL-regeling strikt zijn en dat er geen ruimte is voor hardheidsclausules, tenzij in zeer bijzondere gevallen. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.