Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen
[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
a. beschikt over een voor 2 juli 2015 aan de landbouwer verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een bedrijf voor het houden van melkvee of over een voor 2 juli 2015 door de landbouwer ingediende melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer voor het houden van melkvee;
b. onomkeerbare financiële verplichtingen is aangegaan voor 2 juli 2015;
c. tussen 1 januari 2014 en 2 juli 2015 is gestart met de productie van melk bestemd voor consumptie of verwerking;
d. op 1 januari 2018 minimaal 15 melk- en kalfkoeien hield als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, onder 1°, van de wet;
e. geen aanspraak maakt op rechten uit hoofde van artikel 23, vierde lid, van de wet.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante van een schadevergoeding van € 1.250,-;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellante van een schadevergoeding van € 250,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 189,75;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 189,75.