ECLI:NL:CBB:2021:816
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrecht en de vaststelling van fosfaatruimte in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van fosfaatrecht van een melkveehouder. De appellant, een melkveehouder, betoogde dat bij de vaststelling van zijn fosfaatrecht rekening gehouden moest worden met een extra oppervlakte van 4,25 hectare grond. Het College oordeelde echter dat de appellant niet de feitelijke beschikkingsmacht over deze grond had, aangezien deze grond tot 1 maart 2016 in gebruik was bij de verkoper. De appellant had deze grond niet opgenomen in zijn gecombineerde opgave en kon niet aantonen dat hij het teelt- en bemestingsplan voor deze grond kon afstemmen. Het College concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat de fosfaatruimte hoger vastgesteld moest worden en dat het beroep ongegrond was.
De zaak begon met een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij het fosfaatrecht van de appellant werd vastgesteld op basis van de op 2 juli 2015 aanwezige dieraantallen en de beschikbare fosfaatruimte. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 februari 2021 werd het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven aanvullende gegevens te verstrekken. Uiteindelijk werd het onderzoek op 19 mei 2021 gesloten en werd de uitspraak gedaan.
Het College oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legde. De investeringen die de appellant had gedaan, waren gedaan zonder de benodigde vergunningen op het moment van de peildatum. Het College concludeerde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wogen dan de belangen van de appellant. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Stoové, met mr. drs. L. van Loon als griffier.