ECLI:NL:CBB:2021:442
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing overdracht fosfaatrechten en niet-ontvankelijkheid bezwaar appellant
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de overdracht van fosfaatrechten. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van het fosfaatrecht van de vervreemder, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister stelde dat appellant geen belanghebbende was bij het besluit, omdat zijn belang niet rechtstreeks bij het besluit was betrokken. Het College oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat appellant geen belanghebbende was. De conclusie van raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven werd aangehaald, waarin werd gesteld dat een derde als belanghebbende moet worden aangemerkt als hij door het besluit wordt geraakt in een recht of een rechtens beschermd belang. Appellant had enkel een contractueel belang, dat parallel liep aan dat van de vervreemder, en had daarom geen zelfstandig belang bij de besluitvorming.
Het College concludeerde dat appellant geen zelfstandig belang had bij het primaire besluit en dat zijn belang uitsluitend voortvloeide uit de contractuele relatie met de vervreemder. De uitspraak benadrukt dat de kring van belanghebbenden beperkt moet blijven tot degenen die een reëel belang hebben bij de bestuurlijke besluitvorming. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.