Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 april 2021 op de hoger beroepen van:
DB Cargo Nederland N.V., te Utrecht, (DB Cargo)
de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (staatssecretaris)
met als derde-partij: ProRail B.V., te Utrecht, (Prorail)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
niet(onderstreping appellanten) voorzien in zelfstandige normstelling, maar het toepassingsbereik van een algemeen verbindend voorschrift naar tijd, plaats, of anderszins nader bepalen. In dit licht valt niet in te zien waarom het besluit van 17 februari 2017 een algemeen verbindend voorschrift zou zijn. In de aanwijzing van een spoorweg als hoofdspoorweg of lokale spoorweg valt geen regel die zich voor herhaalde toepassing leent te ontwaren. In die aanwijzing ligt ook geen “zelfstandige norm” besloten. Het besluit van 17 februari 2017 doet niet meer dan het bepalen van het toepassingsbereik van de algemeen verbindende normen die liggen besloten in algemeen verbindende voorschriften, te weten de Spoorwegwet en de Wet lokaal spoor. Tevens geldt voor dit besluit dat het niet herhaalbaar is. Op basis van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) worden besluiten die uitsluitend het geografische toepassingsbereik van onderliggende rechtsnormen concretiseren, aangemerkt als concretiserende besluiten van algemene strekking. In de uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3510) heeft de Afdeling het volgende beoordelingskader gegeven:
Beslissing
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij het College beroep kan worden ingesteld;
- veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de bij DB Cargo en Spoorgoederenvervoer Nederland in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 267,- per appellante;
- gelast dat de staatssecretaris op aan DB Cargo en aan Spoorgoederenvervoer Nederland het door elk van hen betaalde griffierecht van € 841,- voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt;