ECLI:NL:CBB:2021:196
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de uitbreiding van een melkveehouderij in het kader van de Meststoffenwet en de fosfaatrechten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een stille maatschap die een melkveehouderij exploiteert. De appellante, die eerder een vleesvarkenshouderij had, heeft haar bedrijf in [plaats 2] stopgezet vanwege psychische klachten van een van de maten. Ter compensatie van het verlies aan inkomsten heeft appellante haar melkveehouderij in [plaats 1] willen uitbreiden van 92 melk- en kalfkoeien en 23 stuks jongvee naar 280 melk- en kalfkoeien en 180 stuks jongvee. Het College oordeelt dat deze uitbreiding niet navolgbaar is, omdat er geen bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond. De minister had het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 6.098 kg, wat niet voldoende was voor de beoogde uitbreiding. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, maar het College oordeelt dat de investeringen niet noodzakelijk waren en dat de toekomstige bedrijfsopvolging geen geldige reden vormt voor de uitbreiding. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard.