ECLI:NL:CBB:2021:540
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en knelgevallenregeling in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en appellant P.A.J.A. Dielissen, die een melkveehouderij en kaasmakerij exploiteert. Het geschil betreft de vaststelling van het fosfaatrecht van appellant op basis van de Meststoffenwet. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, waarin zijn fosfaatrecht was vastgesteld op 5.817 kg, en stelde dat hij in aanmerking moest komen voor de knelgevallenregeling uit artikel 72a van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Hij betoogde dat hij niet voldeed aan de 5%-drempel, omdat hij tijdelijk minder grond tot zijn beschikking had door werkzaamheden van het waterschap. Het College oordeelde dat zelfs als de 21 hectare grond die appellant miste werd meegeteld, hij nog steeds niet voldeed aan de drempel. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last, omdat appellant zelf verantwoordelijk was voor zijn investeringsbeslissingen en de risico's die daarmee gepaard gingen. Het College constateerde wel een zorgvuldigheidsgebrek in de procedure, maar oordeelde dat dit niet had geleid tot benadeling van appellant. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar het griffierecht werd aan appellant vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten.