Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2020 in de zaak tussen
[naam 1] V.O.F., te [plaats 1] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2005-2006 heeft appellante in het kader van de Planologische kernbeslissing ‘Ruimte voor de Rivier’ meegewerkt aan het project ‘Rivierverruiming [plaats 2] ’ (project) om haar bedrijf te verplaatsen naar een nieuw aan te leggen terp in die polder. Op 6 november 2008 heeft zij dit vastgelegd in een intentieverklaring. De werkzaamheden die betrekking hebben op de aanleg van de terp zijn in 2010 gestart.
2 december 2015.
26 november 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:615) en 24 maart 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:191), heeft de Europese Commissie bij beschikking van 19 december 2017 (State Aid SA.46349 (2017/N)) een stelsel van verhandelbare fosfaatrechten voor melkvee in Nederland goedgekeurd. Op basis van de nagestreefde milieudoelstellingen heeft zij geconcludeerd dat het stelsel strookt met de EU-regels voor staatssteun op milieugebied.
23 juli 2019, hiervoor aangehaald, onder 6.4.1-6.4.3). Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar anders zou zijn. Daarbij is van belang dat, zoals het College in evenbedoelde uitspraak eveneens heeft overwogen, de voorzienbaarheid in dit kader een andere is en dat deze ook moet worden onderscheiden van de voorzienbaarheid in het kader van de ‘fair balance’, waar de voorzienbaarheid ziet op gerechtvaardigde verwachtingen die de melkveehouder met betrekking tot het gebruik van zijn eigendom heeft.
Beslissing
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;