Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2020 in de zaak tussen
maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
Overwegingen
Nbw-vergunning voor het beoogde aantal van 100 melkkoeien en 47 stuks jongvee. Deze is pas op 31 juli 2015 verleend. De beslissing om vóór 2 juli 2015 te investeren terwijl de melkveehouder op die datum nog niet de beschikking had over alle benodigde vergunningen is in de regel niet navolgbaar, omdat hij daarmee op het verkrijgen van een of meer vergunningen is vooruitgelopen. Het College heeft ook voor die gevallen geoordeeld dat in beginsel geen ruimte bestaat om aan te nemen dat sprake is van een schending van artikel 1 van het EP (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 9 januari 2019, ECLI:NL:CBB:2019:7, onder 5.5, 23 juli 2019, ECLI:NL:CBB:2019:291, onder 6.8.3.2, 17 september 2019, ECLI:NL:CBB:2019:435, onder 5.5). Dat geldt ook wanneer dat voor de melkveehouder aanzienlijke financiële consequenties heeft, zoals in het onderhavige geval (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 september 2019, ECLI:NL:CBB:2019:406, onder 9.5). De opgelopen – overigens relatief geringe – vertraging bij het verkrijgen van de Nbw-vergunning komt voor rekening en risico van appellante. Dat appellante zeker wist dat de vergunning zou worden verleend omdat dit haar, naar haar zeggen, reeds vóór 2 juli 2015 telefonisch was toegezegd, leidt het College niet tot een ander oordeel. Evenmin is van belang dat bij de vaststelling van het fosfaatrecht op grond van artikel 23, derde lid, van de Msw niet wordt beoordeeld of de betrokken melkveehouder de door hem gehouden dieren legaal houdt. In dit geval is aan de orde of de beslissing van verweerder dienaangaande in het concrete geval een schending oplevert van artikel 1 van het EP, hetgeen een ander besliskader vormt. Ook anderszins ten slotte is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval in afwijking van het voormelde uitgangspunt zou moeten worden geoordeeld.