In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 9 januari 2019, wordt het beroep van appellante, een maatschap die een melkveehouderij exploiteert, tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht behandeld. Appellante had op de peildatum, 2 juli 2015, niet de vereiste Natuurbeschermingswet-vergunning voor het beoogde aantal melkkoeien en jongvee. Het College oordeelt dat er in gevallen zoals deze, waarin niet over alle benodigde vergunningen wordt beschikt, in beginsel geen sprake is van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Appellante had investeringen gedaan in de uitbreiding van haar bedrijf, maar het College concludeert dat de gevolgen van haar ondernemersbeslissing tot uitbreiding tot haar ondernemersrisico behoren. De bijzondere omstandigheden die appellante aanvoert, zoals de onomkeerbaarheid van haar investeringen en de invoering van het fosfaatrechtenstelsel, worden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Het College verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.792,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om zich bewust te zijn van de regelgeving en de risico's die gepaard gaan met investeringsbeslissingen in een veranderende juridische context.