ECLI:NL:CBB:2020:1030
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toepassing van de Meststoffenwet in het kader van melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellant, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet (Msw). De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op 5.220 kg, gebaseerd op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. De appellant betwistte de vaststelling van de melkproductie en het excretieforfait, en voerde aan dat de melkproductie in 2015 niet representatief was voor zijn bedrijf vanwege bouwwerkzaamheden. Hij stelde ook dat de minister ten onrechte geen rekening had gehouden met verkochte dieren in de jaren voorafgaand aan de peildatum.
Het College oordeelde dat de minister terecht de melkproductie over het kalenderjaar 2015 had gehanteerd en dat de vaststelling van het fosfaatrecht in overeenstemming was met de geldende regelgeving. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat de dieraantallen op de peildatum onjuist waren vastgesteld. Het College concludeerde dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd was met het recht op eigendom zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). De appellant had niet aangetoond dat hij een individuele en buitensporige last ondervond door de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard.