ECLI:NL:CBB:2020:1029
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2020, zaaknummer 19/972, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een maatschap die een melk- en vleesveebedrijf exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht werd vastgesteld op basis van de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015. De minister had eerder op 5 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld en het bezwaar van appellante ongegrond verklaard op 15 april 2019. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat het haar ongestoord genot van eigendom aantast en zij een individuele en buitensporige last ervaart door de investeringen die zij heeft gedaan in haar bedrijf voor de peildatum.
Het College oordeelt dat appellante op de peildatum niet beschikte over de vereiste Nbw-vergunning voor het beoogde aantal melkkoeien en jongvee. Het College stelt dat in gevallen waarin niet over alle benodigde vergunningen wordt beschikt, er in beginsel geen ruimte is om aan te nemen dat sprake is van een schending van artikel 1 van het EP. De investeringsbeslissingen van appellante na de peildatum moeten ook in aanmerking worden genomen, waarbij het College concludeert dat appellante zelf de risico's van haar ondernemersbeslissingen draagt. Het College komt tot de conclusie dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom en dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard.