Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2014 in de zaak tussen
V-Max Beheer B.V., te Oldenzaal, appellante
de minister van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1. Onze Minister van Economische Zaken verstrekt aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een periode van een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk te verrichten, op zijn aanvraag op de voet van artikel 22 een S&O-verklaring.
a. de aard en inhoud van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk;
(…)"
Voorts blijkt uit de door het Europese octrooibureau opgestelde nieuwheidsrapporten dat de uitvindingen van V-Max BV/Savon BV – de ontwikkeling van de technisch nieuwe vaatwaslijn – voldoet aan de vereisten van nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid.
Tijdens de bezoeken van verweerder heeft appellante aangeboden de innovatieve producten te laten zien. Deze produkten zijn tot stand gekomen, er zijn S&O-werkzaamheden verricht en voor zover er administratieve onduidelijkheid zou bestaan of deze werkzaamheden door V-Max of Savon BV zijn verricht, staat in ieder geval buiten twijfel dat deze werkzaamheden dan wel door V-Max dan wel door Savon BV zijn verricht. Het is appellante volstrekt onduidelijk waarom slechts 25% van de gerealiseerde uren is toegekend.
Tot slot stelt appellante dat de bestreden beschikking geen stand kan houden nu deze niet deugdelijk is gemotiveerd.