ECLI:NL:HR:2015:1481

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
15/00427
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake S&O-verklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 18 december 2014. Het beroep in cassatie was gericht tegen de beslissing van het College met betrekking tot een S&O-verklaring, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De belanghebbende, [X] B.V., had enkele klachten ingediend tegen de uitspraak van het College, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat het cassatieberoep niet was ingesteld ter zake van schending van de relevante artikelen van de Wet, waardoor de klachten niet ontvankelijk waren. De Hoge Raad achtte bovendien geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het College in stand bleef.

Uitspraak

5 juni 2015
Nr. 15/00427
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
College van Beroep voor het bedrijfslevenvan 18 december 2014, nr. 12/306, betreffende een besluit ingevolge de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: de Wet).

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het College beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De in cassatie bestreden uitspraak van het College betreft een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet. Beroep in cassatie tegen een zodanige uitspraak kan ingevolge artikel 30, lid 4, van de Wet worden ingesteld ter zake van schending van de artikelen 1 en 2 van de Wet met betrekking tot het bepaalde omtrent de begrippen ‘inhoudingsplichtige’, ‘aangiftetijdvak’, ‘loon’, ‘onderneming’, ‘fiscale eenheid’ en ‘werknemer’. Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van een zodanige schending. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2015.