2. -- Op 27 november 2008 heeft appellante een aanvraag in het kader van de Wva ingediend voor een project met de titel “Onderzoek aantasting houten palen”. In de aanvraag is aangegeven dat het doel van het daarin als technisch-wetenschappelijk aangeduide onderzoek tweeledig is, namelijk (a) het ontwikkelen van een meettechniek, mogelijk uitmondend in een nieuw stuk gereedschap/meettechniek, waarmee de resterende sterkte van funderingshout kan worden bepaald en (b) onderzoek te doen naar factoren en omstandigheden die de mate van aantasting van funderingshout bepalen. Een en ander in verband met het belang om de mate van aantasting van het funderingshout eenduidig te kunnen bepalen.
- Bij besluit van 29 januari 2009 heeft verweerder aan appellante een S&O-verklaring afgegeven voor een bedrag van € 17.357, gebaseerd op 1425 S&O-uren. Dit bedrag is bij besluit van 27 april 2009 door verweerder aangevuld met een bedrag van € 3.306 in verband met een verhoging, bij kabinetsbesluit, van het WBSO-budget. In eerstgenoemd besluit heeft verweerder onder meer overwogen dat hij de aanvraag (die was ingediend voor 1550 uren) heeft toegewezen (voor 1425 uren) voor het deel van het project dat hij beoordeelt als ontwikkelingsproject en voorts, dat appellante de S&O-uren mag besteden aan werkzaamheden die direct en uitsluitend zijn gericht op de ontwikkeling van het nieuwe meetapparaat. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat het onderdeel van het project dat is gericht op het in kaart brengen van factoren om die te verwerken in een nieuwe meetmethode, nu dit geen verklarend onderzoek is, niet als technisch wetenschappelijk onderzoek kan worden aangemerkt. Dat deel van de aanvraag, dat appellante voor 2009 begroot had op 125 uur, wordt daarom afgewezen.
- Op 20 oktober 2010 heeft een controlebezoek bij appellant plaatsgevonden. Het rapport van dit controlebezoek is op 14 januari 2011 in een voorlopige versie aan appellante toegestuurd met het verzoek daarop te reageren. Verweerder heeft op 11 februari 2011 de reactie van appellante ontvangen. Onderdelen van deze reactie zijn in de eindversie van 18 februari 2011 van het controlerapport opgenomen en van commentaar voorzien. In het controlerapport is, na een uitgebreide weergave en analyse van feiten en omstandigheden, met name van hetgeen daaromtrent blijkt uit de door appellante overgelegde administratie, het volgende geconcludeerd:
"(…)
o Omdat er alleen een eisenpakket en een eindproduct zijn aangetroffen is er onvoldoende S&O-administratie waar de aard, inhoud en voortgang van het werk dat in de S&O-verklaring is aangemerkt als speur-en ontwikkelingswerk kan worden afgeleid. De aannemelijkheid van dit werk kan zodoende niet bepaald worden.
o De omvang van de uitgevoerde werkzaamheden is niet op eenvoudige en duidelijke wijze te bepalen op basis van de verstrekte gegevens. Er blijken kilometers en uren door elkaar heen geregistreerd te zijn in de aan Agentschap NL verstrekte gegevens. Hierdoor kan de juistheid van de S&O-administratie omtrent de omvang niet vastgesteld worden.
o Gelet op het feit dat er onder andere uren geboekt zijn door de heer Panahzadeh nog voordat er een prototype gereed was, is de relatie tussen de administratie omtrent omvang (urenregistratie) en de administratie omtrent omvang, inhoud en voortgang niet duidelijk. Dat deze geregistreerde uren betrekking hebben op het testen van een gemodificeerde Pilodyn wordt niet onderbouwd aan de hand van de eerder getoonde S&O-administratie. Evenmin is het Agentschap duidelijk waarom een reeds lang toegepaste Pilodyn getest moet worden. In de afgegeven S&O-verklaring is daarnaast uitdrukkelijkopgenomen dat alleen werkzaamheden direct en uitsluitend gericht op de fysieke ontwikkeling van het nieuwe meetapparaat in aanmerking komen. Het in kaart brengen van factoren om die te kunnen verwerken in een nieuwe meetmethode zijn expliciet uitgesloten. Niet aannemelijk is dat het hier bijvoorbeeld niet gaat om regulier funderingsonderzoek of het in kaart brengen van factoren voor een nieuwe meetmethode;
o Dat de ontwikkeling ook na de marktintroductie op 1 oktober is voortgezet door IFCO Funderingscontrole is door Agentschap NL niet te bepalen;
o Gezien de bovenstaande punten is het niet aannemelijk gemaakt dat de geregistreerde uren gerekend kunnen worden tot de toegekende werkzaamheden zoals dat in de S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk.
(…)"
- Naar aanleiding van deze controle heeft verweerder bij het primaire besluit overwogen dat de administratie omtrent de omvang van de uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van het project (de urenregistratie) niet op eenvoudige en duidelijke wijze te bepalen is op basis van de verstrekte gegevens, omdat blijkbaar kilometers en uren door elkaar heen geregistreerd zijn in de aan verweerder verstrekte gegevens. Over de administratie omtrent aard, inhoud en voortgang heeft verweerder overwogen dat deze onvoldoende is, omdat er alleen een eisenpakket en een eindproduct zijn aangetroffen. Verweerder stelt vast dat, gelet hierop, sprake is van overtreding van artikel 24, eerste lid, WVA en heeft vervolgens de toegekende afdrachtvermindering gecorrigeerd en op €0 vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn primaire besluit voorts overwogen dat hij de geconstateerde overtreding verwijtbaar vind, nu appellante als aanvrager diverse malen gewezen is op de verplichtingen die uit de WBSO voortvloeien. Verweerder heeft op grond van de overweging dat hij aan de onderneming van appellante in de voorgaande vijf jaren niet eerder een boete heeft opgelegd, het bedrag van de boete bij het primaire besluit op €0 vastgesteld.
- Tegen dit besluit heeft appellant op 20 mei 2011 bezwaar gemaakt. Daarbij is aangevoerd dat de bevestigingsbrief van het bedrijfsbezoek van verweerder een bijlage was gevoegd met daarop aangegeven de documenten die beschikbaar dienden te zijn tijdens het bedrijfsbezoek en dat al deze informatie beschikbaar was. Dat in haar administratie naast uren ook reiskosten op projecten geboekt worden kan geen reden zijn om dit als een ‘tekort’ aan te merken. Het is een tekortkoming van het gebruikte professionele pakket (Exact) voor het type overzicht dat door verweerder is gevraagd. Verweerder had om een specifieke uitdraai voor dit pakket kunnen vragen. Nu is er door de inspecteurs een rapportage opgesteld op onjuiste veronderstellingen, aldus appellante in bezwaar. Er is dus wel degelijk tijdig en volledig een sluitende urenadministratie bijgehouden. Appellante heeft bij haar bezwaarschrift een bijlage gevoegd waarin voor dit project de specifieke uitdraai van de uren per medewerker per dag is opgenomen. Deze uitdraai was, aldus appellante, (digitaal) ook beschikbaar tijdens het controlebezoek.
Ook de conclusie die verweerder trekt uit de tijdens het controlebezoek overgelegde administratie met betrekking tot de aard, inhoud en voortgang, namelijk dat deze onvoldoende is, acht appellante onjuist. Daartoe is onder meer aangevoerd dat nergens in de van toepassing zijnde artikelen op objectieve wijze staat aangegeven waaraan een S&O-projectadministratie dient te voldoen qua aard, inhoud en voortgang. Het betreft hier een subjectieve beoordeling door de inspecteurs zonder dat verweerder zich zelf een objectief oordeel daarover heeft kunnen vormen. Verweerder gaat ten onrechte voorbij aan de professionaliteit van appellante op het gebied van productontwikkeling. De projectadministratie heeft voldaan om op tijd, binnen een budget een testapparaat te ontwikkelen dat voldoet aan de randvoorwaarden.
Op 9 augustus 2011 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Tijdens de hoorzitting heeft appellante onder meer aangevoerd dat medewerkers hun kladjes en dergelijke van mislukkingen weggooien, omdat ze die niet willen bewaren, en dat nu blijkt dat deze wel bewaard hadden moeten worden. Appellante verkeerde in de veronderstelling dat aan de eisen werd voldaan. Aangevoerd is voorts dat de producttechnische kant door Icamat is bepaald, maar dat door Ifco is ontwikkeld hoe het apparaat werkt, onder meer wat betreft de vorm en de sterkte.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft verweerder ten aanzien van de urenadministratie onder meer overwogen dat hij, uit de tijdens het controlebezoek en daarna verstrekte urenoverzichten opmaakt dat er tijdig een urenadministratie aanwezig was. Uit dit urenoverzicht per medewerker blijkt, aldus het bestreden besluit, dat door hen uren zijn geschreven gelijk aan het totaal aangevraagde S&O-uren, maar dat niet duidelijk is geworden of de door deze medewerkers gewerkte uren ook zijn aan te merken als S&O-uren waarvoor verweerder een S&O-verklaring heeft afgegeven. Door de aanduidingen in die administratie als : veldwerk/labonderzoek pilodyn, Pilodyn, Ontwikkeling nieuwe Pilodyn, Ontwikkeling, Adviezen en Onderzoek is naar het oordeel van verweerder niet duidelijk welke werkzaamheden de medewerker specifiek heeft verricht. Er is, aldus het besluit, dan ook geen sprake van dat hiermee de aard, inhoud en voortgang van de ontwikkelingswerkzaamheden in de aanvraagperiode is aangetoond. Door werkzaamheden aan te duiden met bijvoorbeeld ‘ontwikkeling’ zonder dat sprake is van stukken die deze aanduiding kunnen onderbouwen, is niet duidelijk dat in de desbetreffende uren de aangevraagde werkzaamheden zijn verricht.
Met betrekking tot de administratie omtrent aard, inhoud en voortgang heeft verweerder vervolgens overwogen dat tijdens het controlebezoek het ontwikkelde apparaat (de Specht) is getoond en dat een tweetal ordners met stukken zijn overgelegd. Een overzicht van de inhoud daarvan is in het controlerapport opgenomen en verweerder verwijst daarnaar. Naar het oordeel van verweerder bevat een deel van deze stukken informatie van algemene aard, welke niets zegt over de aard, inhoud en voortgang van ontwikkelingswerkzaamheden van werknemers van appellante in de aanvraagperiode. Slechts twee stukken geven zijns inziens inhoudelijke informatie over werkzaamheden die eventueel tot S&O kunnen worden gerekend : een document met de aanduiding “ Specht kalibratie opzet software en hardware”,gedateerd 15-03-2009, en een gespreksverslag met Icamat met een programma van eisen.
Verweerder overweegt met betrekking tot die stukken dat een ondernemer de daarin beschreven werkzaamheden ook kan verrichten als de ontwikkeling zelf (het uitwerken van oplossingen voor technische knelpunten) bijvoorbeeld door een derde geschiedt. In het overzicht is daarom bij deze stukken de opmerking geplaatst ‘mits apparaat zelf ontwikkeld’. Verweerder ziet ook na heroverweging geen aanleiding om de beoordeling van de stukken in de twee ordners te herzien. Met betrekking tot de managementnotulen die appellante op 30 november 2010 ( verweerder noemt in de bestreden beslissing 30 november 2011, maar dit is een kennelijke verschrijving) aan verweerder heeft gestuurd, overweegt verweerder dat uit deze notulen volgt dat Icamat tekeningen en prototypes maakt, en dat over de inhoud van eigen ontwikkelingsactiviteiten van appellante de notulen niets zeggen. Over de omstandigheid dat blijkens deze notulen in de tweede helft van het jaar sprake is van testen van door Icamat gemaakte prototypes merkt verweerder op dat testen niet kan worden beschouwd als S&O, indien het niet is gekoppeld aan eigen ontwikkeling. Ook aan het overzicht van testprojecten kan verweerder, aldus het bestreden besluit, geen conclusie verbinden omtrent het eigen ontwikkelingswerk door appellante.
Verweerder overweegt vervolgens dat, indien het niet mogelijk is op eenvoudige wijze uit de administratie af te leiden wat de aard, inhoud en voortgang van de S&O-werkzaamheden is geweest, hij niet kan zien dat er S&O-werkzaamheden door de betrokken werknemers zijn verricht en hij de afgegeven S&O-verklaring corrigeert. Het ligt, aldus verweerder, niet op zijn weg aan te tonen wie een ontwikkeling heeft verricht, het ligt op de weg van de ondernemer aan te tonen dat, en op welke manier, een ontwikkeling door zijn werknemers is verricht, aldus verweerder. Het gegeven dat Icamat bereid zou zijn te verklaren dat zij de Specht niet hebben ontwikkeld en het gegeven dat appellante voldoet aan de ISO 9001 norm maakt dat volgens verweerder niet anders. Verweerder handhaaft in zijn besluit zijn standpunt dat hij uit appellantes administratie niet op eenvoudige en duidelijke wijze kan afleiden wat de aard, inhoud, omvang en voortgang van S&O-werkzaamheden is geweest. Verweerder handhaaft daarom voorts de volledige correctie van de S&O-verklaring en de boete van €0.