ECLI:NL:RVS:2024:4132
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 1 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 2 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat er geen grond was voor het verlenen van de vergunning.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. van Harmelen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat de vragen in het hogerberoepschrift niet van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.