ECLI:NL:RVS:2023:1695
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 27 februari 2023 is genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. Op 30 maart 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, advocaat te Maastricht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat bij een Dublinoverdracht aan Oostenrijk mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en de rechtbank wordt in haar oordeel bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023. De betrokken partijen zijn de vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de vreemdeling in hoger beroep is gegaan tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank.