ECLI:NL:RVS:2023:1268
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinoverdracht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2023 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 16 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat bij zijn Dublinoverdracht aan Spanje niet kon worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor de voorzieningenrechter het hoger beroep ongegrond verklaarde.
De beslissing van de voorzieningenrechter was als volgt: de aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.