ECLI:NL:RBDHA:2023:14755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.17426
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Eritrese statushouders met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en niet-ontvankelijkheid in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2023 uitspraak gedaan in de asielzaken van Eritrese statushouders die hun aanvragen niet-ontvankelijk verklaard zagen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de beroepen van eisers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hadden aangevraagd, ongegrond verklaard. De staatssecretaris had in zijn besluit van 14 juni 2023 gesteld dat eisers al internationale bescherming genieten in Spanje, waardoor hun aanvragen in Nederland niet inhoudelijk konden worden behandeld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers beoordeeld en vastgesteld dat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij bij terugkeer naar Spanje in een situatie van ernstige materiële deprivatie terecht zouden komen, zoals vereist door het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het Ibrahim-arrest van het Hof van Justitie van de EU, waarin wordt gesteld dat de drempel voor het niet-ontvankelijk verklaren van asielaanvragen hoog ligt. De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Spanje een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eisers om hun rechten in Spanje te effectueren en dat de omstandigheden in Spanje, hoewel moeilijk, niet voldoende zijn om de asielaanvragen in Nederland ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17426 en NL23.17428

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam]

V-nummer [nummer]
[naam]
V-nummer [nummer]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam]
V-nummer [nummer], en
[naam]
V-nummer [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 september 2023 gelijktijdig op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder heeft hieraan deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder om de asielaanvragen niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat eisers al internationale bescherming hebben in Spanje. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

3. Eisers stellen dat zij de Eritrese nationaliteit hebben en dat zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum], [geboortedatum], [geboortedatum] en [geboortedatum].
Het beoordelingskader
4. In artikel 30a, eerste lid en ander a van de Vw [1] staat dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als een vreemdeling al in een andere EU-lidstaat internationale bescherming heeft gekregen. In een dergelijk geval beoordeelt Nederland de asielaanvraag niet inhoudelijk. Daarvoor is wel vereist dat een vreemdeling in die andere lidstaat overeenkomstig de voorwaarden genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb [2] zal worden behandeld. Een van deze beginselen is dat er geen risico bestaat op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest [3] of in artikel 3 van het EVRM. [4]
5. Ten aanzien van Spanje mag verweerder in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat hij ervan mag uitgaan dat Spanje zich houdt aan zijn verplichtingen op grond van het Vluchtelingenverdrag, het EVRM en het relevante Unierecht. Dit is op 29 maart 2023 nog bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in een zaak over een Dublinoverdracht aan Spanje. [5]
6. Het is daarom aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) geldt daarvoor een hoge drempel. Eisers moeten namelijk aannemelijk maken dat zij vanwege hun bijzondere kwetsbaarheid, en buiten hun persoonlijke keuzes om, in Spanje terecht zullen komen in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie die hen niet in staat stelt om te voorzien in hun meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zal hebben voor zijn fysieke en mentale gezondheid of hen in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overwegingen van het Hof in het arrest Ibrahim. [6]
De gronden van beroep
7. Eisers voeren aan dat er ten aanzien van Spanje in hun geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zij vrezen dat zij bij terugkeer naar Spanje terecht zullen komen in een situatie zoals omschreven in het arrest Ibrahim. Bij deze beoordeling speelt hun bijzondere kwetsbaarheid een rol. Zij hebben immers al veel meegemaakt tijdens hun vlucht vanuit Eritrea naar Israël en later naar Spanje. Bovendien ontvingen de ouders en de twee jonge kinderen in Spanje onvoldoende geld voor voedsel, onderdak, medische zorg en onderwijs om menswaardig te kunnen leven. Uit algemeen beschikbare bronnen blijkt dat statushouders in Spanje na zes maanden hun eigen huisvesting moeten regelen en dat het door discriminatie moeilijk is om aan een woning en aan werk te komen. [7] Eisers hebben heel vaak over hun situatie geklaagd bij het opvangcentrum waar zij verbleven, maar dat leidde niet tot een verandering. Eisers spreken geen Spaans en hadden geen beschikking over een tolk zodat ze geen verdere (juridische) stappen konden zetten om hun rechten in Spanje te effectueren.
Beoordeling van de gronden
8. De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat eisers internationale bescherming genieten in Spanje. Bovendien staat vast dat Spanje instemt met de terugkeer van eisers naar dat land. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat eisers veel hebben meegemaakt tijdens hun vlucht uit Eritrea, is dat niet van belang voor de vraag of eisers naar Spanje terug kunnen keren.
9. Eisers hebben verklaard dat zij in Spanje huisvesting hebben gekregen, dat er leefgeld aan hen werd verstrek en dat zij aanspraak konden maken op medische voorzieningen en scholing voor de kinderen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de geboden voorzieningen in Spanje beperkt waren en door eisers als onvoldoende zijn ervaren, volgt uit de beschikbaarheid daarvan reeds dat de ondergrens zoals bedoeld in het Ibrahim-arrest niet is overschreden.
10. Het klopt verder dat uit de AIDA rapportage in algemene zin blijkt dat statushouders in Spanje problemen kunnen ondervinden als gevolg van discriminatie op de arbeidsmarkt en bij toegang tot sociale huisvesting. Toch is de rechtbank van oordeel dat eisers onvoldoende hebben onderbouwd dat zij zelf slachtoffer van deze situatie zullen worden. Zij hebben Spanje immers verlaten toen zij nog geen zes maanden in de aan hen geboden opvang verbleven. Eisers hebben het gebrek aan huisvesting dus niet zelf ondervonden. Dit betekent dat eisers vrees om bij terugkeer naar Spanje verstoken te zijn van huisvesting gebaseerd is op een onzekere gebeurtenis in de toekomst. Hetzelfde geldt voor de discriminatie op de arbeidsmarkt, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat eisers hebben verklaard dat zij nog geen werk hebben gezocht, al dan niet als gevolg van hun fysieke beperkingen. Hieruit volgt eens te meer dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer een risico lopen op ernstige schade.
11. Voor zover eisers na terugkeer in Spanje toch problemen ondervinden bij het verkrijgen van huisvesting dan wel medische hulp, heeft verweerder terecht opgemerkt dat het de verantwoordelijkheid is van eisers om de hun toekomende rechten te effectueren. Hiervoor moeten zij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk genaakt dat dit voor hen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Dat eisers tijdens hun eerdere verblijf in Spanje meer dan eens tevergeefs geklaagd hebben bij de hulpverlening van het opvangcentrum, is daarvoor onvoldoende. Eisers hebben tot slot niet onderbouwd dat het voor hen in Spanje onmogelijk is om de hulp van een tolk in te roepen.
12. Gelet op het voorgaande hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Spanje een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
13. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard.
14. De beroepen zijn ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Arrest van het Hof van 19 maart 2019 in gevoegde zaken C-297/17, C-318/17, C-319/17 en C-438/17, EU:C:2019:219, onder rechtsoverwegingen 89, 90 en 101.
7.Eiser verwijst in het bijzonder naar het AIDA rapport Spanje, laatste update van april 2023.