Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder om de asielaanvragen niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat eisers al internationale bescherming hebben in Spanje. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overwegingen
3. Eisers stellen dat zij de Eritrese nationaliteit hebben en dat zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum], [geboortedatum], [geboortedatum] en [geboortedatum].
4. In artikel 30a, eerste lid en ander a van de Vwstaat dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als een vreemdeling al in een andere EU-lidstaat internationale bescherming heeft gekregen. In een dergelijk geval beoordeelt Nederland de asielaanvraag niet inhoudelijk. Daarvoor is wel vereist dat een vreemdeling in die andere lidstaat overeenkomstig de voorwaarden genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vbzal worden behandeld. Een van deze beginselen is dat er geen risico bestaat op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvestof in artikel 3 van het EVRM.
5. Ten aanzien van Spanje mag verweerder in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat hij ervan mag uitgaan dat Spanje zich houdt aan zijn verplichtingen op grond van het Vluchtelingenverdrag, het EVRM en het relevante Unierecht. Dit is op 29 maart 2023 nog bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in een zaak over een Dublinoverdracht aan Spanje.
6. Het is daarom aan eisers om aannemelijk te maken dat in hun geval niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) geldt daarvoor een hoge drempel. Eisers moeten namelijk aannemelijk maken dat zij vanwege hun bijzondere kwetsbaarheid, en buiten hun persoonlijke keuzes om, in Spanje terecht zullen komen in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie die hen niet in staat stelt om te voorzien in hun meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zal hebben voor zijn fysieke en mentale gezondheid of hen in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overwegingen van het Hof in het arrest Ibrahim.
7. Eisers voeren aan dat er ten aanzien van Spanje in hun geval niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zij vrezen dat zij bij terugkeer naar Spanje terecht zullen komen in een situatie zoals omschreven in het arrest Ibrahim. Bij deze beoordeling speelt hun bijzondere kwetsbaarheid een rol. Zij hebben immers al veel meegemaakt tijdens hun vlucht vanuit Eritrea naar Israël en later naar Spanje. Bovendien ontvingen de ouders en de twee jonge kinderen in Spanje onvoldoende geld voor voedsel, onderdak, medische zorg en onderwijs om menswaardig te kunnen leven. Uit algemeen beschikbare bronnen blijkt dat statushouders in Spanje na zes maanden hun eigen huisvesting moeten regelen en dat het door discriminatie moeilijk is om aan een woning en aan werk te komen.Eisers hebben heel vaak over hun situatie geklaagd bij het opvangcentrum waar zij verbleven, maar dat leidde niet tot een verandering. Eisers spreken geen Spaans en hadden geen beschikking over een tolk zodat ze geen verdere (juridische) stappen konden zetten om hun rechten in Spanje te effectueren.
Beoordeling van de gronden
8. De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat eisers internationale bescherming genieten in Spanje. Bovendien staat vast dat Spanje instemt met de terugkeer van eisers naar dat land. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat eisers veel hebben meegemaakt tijdens hun vlucht uit Eritrea, is dat niet van belang voor de vraag of eisers naar Spanje terug kunnen keren.
9. Eisers hebben verklaard dat zij in Spanje huisvesting hebben gekregen, dat er leefgeld aan hen werd verstrek en dat zij aanspraak konden maken op medische voorzieningen en scholing voor de kinderen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de geboden voorzieningen in Spanje beperkt waren en door eisers als onvoldoende zijn ervaren, volgt uit de beschikbaarheid daarvan reeds dat de ondergrens zoals bedoeld in het Ibrahim-arrest niet is overschreden.
10. Het klopt verder dat uit de AIDA rapportage in algemene zin blijkt dat statushouders in Spanje problemen kunnen ondervinden als gevolg van discriminatie op de arbeidsmarkt en bij toegang tot sociale huisvesting. Toch is de rechtbank van oordeel dat eisers onvoldoende hebben onderbouwd dat zij zelf slachtoffer van deze situatie zullen worden. Zij hebben Spanje immers verlaten toen zij nog geen zes maanden in de aan hen geboden opvang verbleven. Eisers hebben het gebrek aan huisvesting dus niet zelf ondervonden. Dit betekent dat eisers vrees om bij terugkeer naar Spanje verstoken te zijn van huisvesting gebaseerd is op een onzekere gebeurtenis in de toekomst. Hetzelfde geldt voor de discriminatie op de arbeidsmarkt, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat eisers hebben verklaard dat zij nog geen werk hebben gezocht, al dan niet als gevolg van hun fysieke beperkingen. Hieruit volgt eens te meer dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer een risico lopen op ernstige schade.
11. Voor zover eisers na terugkeer in Spanje toch problemen ondervinden bij het verkrijgen van huisvesting dan wel medische hulp, heeft verweerder terecht opgemerkt dat het de verantwoordelijkheid is van eisers om de hun toekomende rechten te effectueren. Hiervoor moeten zij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk genaakt dat dit voor hen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Dat eisers tijdens hun eerdere verblijf in Spanje meer dan eens tevergeefs geklaagd hebben bij de hulpverlening van het opvangcentrum, is daarvoor onvoldoende. Eisers hebben tot slot niet onderbouwd dat het voor hen in Spanje onmogelijk is om de hulp van een tolk in te roepen.
12. Gelet op het voorgaande hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Spanje een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard.
14. De beroepen zijn ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.