ECLI:NL:RBDHA:2023:14391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
NL23.13474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder de Dublinverordening met betrekking tot kwetsbaarheid en het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg voor haarzelf en haar minderjarige dochter. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij kwetsbaar is en dat de overdracht naar Spanje in strijd zou zijn met het belang van haar kind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Spanje op grond van de Dublinverordening als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen en dat er geen aanleiding was om van deze overdracht af te zien. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in Spanje niet de nodige zorg en ondersteuning zou kunnen krijgen. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel gehanteerd, wat inhoudt dat de autoriteiten van Spanje hun verdragsverplichtingen zullen nakomen. Eiseres heeft ook geen concrete gronden aangevoerd die zouden wijzen op een schending van haar rechten of die van haar kind in Spanje.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de belangen van het kind voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming van de Staatssecretaris. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overdracht naar Spanje niet in strijd is met het belang van het kind, aangezien Spanje verantwoordelijk is voor de waarborging van deze belangen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de Staatssecretaris werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarig kind:
[naam kind]
(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL23.13475).
De rechtbank heeft het beroep samen met de voorlopige voorziening op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1990 en de Syrische nationaliteit te hebben. Op 8 december 2022 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland. De dochter van eiseres is geboren op [geboortedatum] 2023. Op 9 maart 2023 is de asielaanvraag van eiseres tevens geldig verklaard voor haar dochter.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 niet in behandeling genomen, omdat Spanje voor haar aanvraag verantwoordelijk is. Uit EU-Vis is gebleken dat eiseres op 1 oktober 2022 door Spanje in het bezit is gesteld van een visum, geldend van 25 oktober 2022 tot 25 januari 2023. Het visum was dus nog geldig op het moment van eiseres haar asielaanvraag in Nederland. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan de autoriteiten van Spanje op 1 februari 2023 verzocht om eiseres over te nemen op grond van de Dublinverordening. [1] Op 3 februari 2023 zijn de autoriteiten van Spanje hiermee akkoord gegaan op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
Het oordeel van de rechtbank
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat eiseres als gronden heeft aangevoerd, zal de rechtbank hieronder ingaan.
4. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat Spanje op grond van de Dublinverordening als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiseres. Aan de orde is de vraag of verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd aanleiding had moeten zien om van overdracht aan Spanje af te zien en zelf de aanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 16 of artikel 17, van de Dublinverordening.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. De rechtbank stelt volledigheidshalve voorop dat uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen zal nakomen, zoals laatstelijk is bevestigd door de (voorzieningenrechter van de) Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 29 maart 2023. [2] Dit betekent onder andere dat verweerder ervan uit mag gaan dat Spanje opvang en (noodzakelijke) medische voorzieningen aanbiedt aan asielzoekers die daar recht op hebben en dat deze opvang en (medische) voorzieningen vergelijkbaar zijn met wat in Nederland aan asielzoekers in dezelfde omstandigheden wordt aangeboden. Het omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd zal zijn met het verbod van (indirect) refoulement. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt tevens in dat verweerder ervan uit mag gaan dat, bij het uitblijven van deze voorzieningen, asielzoekers hierover hun beklag kunnen doen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties en dat de autoriteiten daar niet onverschillig tegenover staan. Het is aan eiseres om met concrete aanknopingspunten aannemelijk te maken dat verweerder ten aanzien van Spanje niet (meer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Eiseres heeft op dit punt geen gronden heeft aangevoerd, dus neemt de rechtbank als uitgangspunt dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Kwetsbaarheid
6. Eiseres betoogt dat zij als kwetsbaar kan worden aangemerkt. Verweerder handelt formalistisch door hiervan bewijsstukken te verlangen, omdat de moeilijkheden van een alleenstaande moeder met jonge kinderen (één in Nederland en één in Syrië) als algemeen bekend mag worden verondersteld.
6.1.
Voor zover eiseres een beroep doet op het arrest Tarakhel [3] heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat er geen sprake is van een vergelijkbare situatie. In deze zaak ging het om een echtpaar met zes jonge kinderen dat aan Italië werd overgedragen. Deze vreemdelingen hadden, mede vanwege de bijzondere kwetsbare positie van de minderjarige kinderen en middels stukken en eigen ervaringen aannemelijk gemaakt dat zij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, geen adequate opvangvoorzieningen zouden krijgen. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Ook als eiseres aangemerkt zou moeten worden als bijzonder kwetsbaar, dan heeft eiseres nog niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Spanje voor gezinnen met minderjarige kinderen vergelijkbaar is met de situatie in Italië. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zonder aanvullende garanties geen adequate opvang kan krijgen in Spanje. Gelet op hetgeen eerder is overwogen, kan ten aanzien van Spanje worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook waar het gaat om bijzonder kwetsbare asielzoekers. Bovendien kan eiseres zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten wanneer zij problemen ervaart in Spanje. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar niet mogelijk is of dat de Spaanse autoriteiten haar niet zouden kunnen of willen helpen. Verweerder hoeft daarom geen individuele garanties van de Spaanse autoriteiten te vragen voordat hij eiseres overdraagt aan Spanje. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Afhankelijkheid (artikel 16 van de Dublinverordening)
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit haar verklaringen volgt dat zij afhankelijk is van haar familie in Nederland. Haar familie kan haar ondersteunen, zowel emotioneel als bij de zorg voor haar kind waardoor zij haar leven kan voortzetten. Volgens eiseres voldoet zij om die redenen aan de vereisten van artikel 16 van de Dublinverordening. Verder stelt eiseres dat verweerder bij zijn besluitvorming niet als uitgangspunt heeft genomen dat eiseres moeder is van twee jonge kinderen, dat haar hele familie in Nederland woont, dat eiseres en haar familie in het land van herkomst samenwoonden en dat het doel was om gezamenlijk te vluchten waarbij Nederland het reisdoel was. Ook kijkt verweerder alleen naar de benodigde zorg- en opvangvoorzieningen die de Spaanse autoriteiten zouden kunnen bieden maar wordt voorbij gegaan aan de ondersteuning en opvang die eiseres en haar kinderen bij hun familie in Nederland kunnen krijgen. Dit is voor eiseres van fundamenteel belang.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening zorgen de lidstaten ervoor dat de vreemdeling kan blijven bij of wordt verenigd met een kind, broer of zus, of ouder, als – kort gezegd – sprake is van een afhankelijkheidssituatie, zoals zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van afhankelijkheid in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening. Eiseres heeft verklaard dat haar familie haar op verschillende vlakken kan ondersteunen, bijvoorbeeld op emotioneel vlak en bij de zorg van haar kind. Dat eiseres bij haar familie wil zijn vanwege emotionele, financiële en praktische steun voor eiseres en haar kind is begrijpelijk. Dit is echter onvoldoende om van afhankelijkheid in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening te spreken. Daarvoor is nodig dat eiseres aannemelijk maakt dat zij, vanwege haar jonge dochter en haar emotionele toestand, zodanige zorg en ondersteuning nodig heeft die door professionele partijen en autoriteiten in Spanje niet gegeven kunnen worden of niet toereikend zijn, maar wel door haar familie in Nederland kan worden geboden. Daarin is eiseres niet geslaagd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Onevenredige hardheid (artikel 17 Dublinverordening)
8. Volgens eiseres getuigt het bestreden besluit van onevenredige hardheid omdat eiseres en haar dochter worden gescheiden van hun familie en een nieuw bestaan moeten opbouwen in Spanje. Daarbij heeft eiseres ter zitting verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 14 september 2021. [4] Volgens eiseres heeft deze zaak veel raakvlakken met haar zaak en dienen de in deze uitspraak getoetste elementen te worden meegewogen.
8.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder geeft onder meer toepassing aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. [5] Naar het oordeel van de rechtbank bestond er voor verweerder geen aanleiding om het asielverzoek van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat in het geval van eiseres niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden waardoor haar overdracht zou leiden tot onevenredige hardheid. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat eiseres na haar vlucht uit Syrië gedurende zeven jaar een zelfstandig huishouden heeft gevormd met haar (inmiddels mogelijk ex-) echtgenoot en dat dit maakt dat de uitspraak waarnaar eiseres verwijst niet van toepassing is. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Eiseres heeft na haar vlucht zeven jaar met haar echtgenoot een zelfstandig ‘gezinsleven’ uitgeoefend. Nadat haar relatie is verbroken, heeft zij zich, om begrijpelijke redenen, willen verenigen met haar familie in Nederland. Op het moment dat eiseres heeft besloten om te vluchten uit Syrië, samen met haar echtgenoot, maakte zij echter geen onderdeel (meer) uit van het gezin. In de door eiseres aangehaalde uitspraak is dit anders. De omstandigheid dat eiseres en haar familie voorheen in Syrië hebben samengewoond en de familie van eiseres inmiddels in Nederland verblijft, maakt dit niet anders. Ondanks dat de rechtbank begrijpt dat eiseres graag met haar kind bij haar familie in Nederland wil verblijven, zijn alle omstandigheden in samenhang bezien, onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van onevenredige hardheid wanneer zij voor de behandeling van haar asielaanvraag samen met haar dochter wordt overgedragen aan Spanje.
Het belang van het kind
9. Eiseres betoogt verder dat het in strijd is met de belangen van het kind dat het kind gescheiden wordt van grootouders, ooms en tantes als eiseres aan Spanje wordt overgedragen. Eiseres verwijst hierbij naar de punten 13 en 14 van de considerans van de Dublinverordening waarin staat dat voor de lidstaten het belang van het kind en de eerbiediging van het familie- en gezinsleven voorop moet staan.
9.1.
Over de belangen van het kind oordeelt de rechtbank als volgt. Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld [6] , hebben de uit de preambule van de Dublinverordening voortvloeiende waarborgen met betrekking tot het familie- en gezinsleven en de belangen van het kind, waar deze bepalend zijn voor het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat, hun weerslag gevonden in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16. De rechtbank overweegt dat gelet hierop een op goede gronden op de Dublinverordening gebaseerde overdracht op zichzelf niet zodanig ingrijpend kan worden geacht dat de belangen van het kind zonder meer worden geschaad. Verder overweegt de rechtbank dat in het arrest M.A. en anderen tegen Ierland [7] is geoordeeld dat artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening, behoudens tegenbewijs, het vermoeden creëert dat het in het belang van het kind is om bij de behandeling van zijn situatie tot uitgangspunt te nemen dat die behandeling onlosmakelijk verbonden is met die van de ouders.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van het kind van eiseres voldoende bij de besluitvorming betrokken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het belang van de dochter van eiseres is dat zij bij eiseres blijft. Spanje is daarmee ook verantwoordelijk om de belangen van de dochter te waarborgen. Daarnaast zijn er geen omstandigheden waaruit blijkt dat een overdracht naar Spanje nadelige gevolgen heeft gelet op de waarborgen van de Dublinverordening. Zoals eerder in deze uitspraak is geoordeeld, is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres in Spanje geen beroep kan doen op de zorg- en opvangvoorzieningen. Dat niet alleen eiseres zelf maar ook haar dochter gescheiden wordt van de grootouders, ooms en tantes wanneer eiseres aan Spanje wordt overgedragen, is geen reden voor het oordeel dat de belangen van het kind worden geschonden.
Herhaald en ingelast
10. Eiseres heeft verzocht om wat zij eerder in de zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast in de gronden van beroep te beschouwen. Nu verweerder hier in het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd op in is gegaan en eiseres deze gronden in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018. [8]

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 20 juli 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Arrest van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:NL:ECHR:2014:1104JUD002921712).
4.RBDHA:2021:10025.
5.Paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Zie onder meer de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:238.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie 23 januari 2019, ECLI:EU:C:2019:53.