ECLI:NL:RBDHA:2023:14932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.18780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 september 2023 in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser voerde aan dat verweerder de verantwoordelijkheid niet aan Spanje had moeten toekennen, omdat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden. De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wat eiser niet had kunnen onderbouwen. De rechtbank verwees naar een recent arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd bevestigd dat de lat voor het onderbouwen van dergelijke claims hoog ligt.

Eiser had ook aangevoerd dat de situatie in Spanje voor asielzoekers verslechterd was, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de Spaanse autoriteiten geen maatregelen hadden genomen. De rechtbank concludeerde dat de medische voorzieningen in Spanje vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat er geen bewijs was dat overdracht aan Spanje een reëel risico op aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiser met zich meebracht. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees eiser de proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18780
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D.G. Metselaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Imami)

ProcesverloopBij besluit van 27 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Karim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In geschil is of verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich had moeten trekken. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden.
2. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De Afdeling [1] heeft dit recentelijk bevestigd in haar uitspraak van 29 maart 2023. [2] Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet (langer) het geval is. Eiser is hier niet in geslaagd. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo, [3] ligt de lat hiervoor hoog.
3. Eiser heeft niet onderbouwd dat uit het AIDA [4] -rapport van 21 april 2023 (update 2022) volgt dat de situatie in Spanje sinds de vorige AIDA-rapporten dusdanig is verslechterd dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan
.Eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat uit het AIDA-rapport weliswaar blijkt dat de Spaanse autoriteiten eerder hebben toegezegd maatregelen te nemen ter verbetering van de situatie van asielzoekers in Spanje, maar dat niet is gebleken dat de situatie sindsdien is verbeterd. Daaruit volgt echter niet dat de Spaanse autoriteiten geen maatregelen hebben genomen of dat zij onverschillig staan tegenover de asielzoekers. Spanje heeft met het claimakkoord gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Dat betekent ook dat eiser aanspraak maakt op opvangvoorzieningen. Verweerder stelt daarnaast terecht dat eiser niet uit persoonlijke ervaringen kan putten over de kwaliteit van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Spanje, nu hij nooit een asielaanvraag heeft ingediend in Spanje. De vrees van eiser dat hij in Spanje geen toegang zal hebben tot de asielprocedure of elementaire voorzieningen, is dus niet gestoeld op zijn eigen ervaringen. Voor zover eiser stelt dat hij toch problemen ondervindt bij het verkrijgen van opvang, medische zorg en andere voorzieningen, dient hij hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk of zinloos is.
4. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat hij ernstige last heeft van zijn rug. Hij heeft kort voor de zitting de meest recente behandelinformatie verstrekt, waaruit blijkt dat eiser fysiotherapie krijgt voor zijn rug. Volgens eiser zal hij na terugkeer naar Spanje niet zonder meer toegang krijgen tot de gezondheidszorg. De rechtbank overweegt dat de medische voorzieningen van de lidstaten in beginsel vergelijkbaar zijn. Niet is gebleken dat sprake is van dusdanige ernstige medische problematiek dat eiser niet overgedragen zou kunnen worden aan Spanje. Daarbij heeft verweerder ook gewezen op artikel 32 van de Dublinverordening, op grond waarvan een uitwisseling van medische gegevens kan plaatsvinden. Eiser heeft met de in beroep overgelegde medische informatie niet aannemelijk gemaakt dat overdracht aan Spanje een reëel en bewezen risico inhoudt op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand. [5]
5. De conclusie is dat verweerder niet verplicht is om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Het beroep is ongegrond.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Het proces-verbaal van de uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop het proces-verbaal van deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie hiervoor het arrest Jawo, HvJEU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
4.Asylum Information Database.
5.Zoals volgt uit het arrest C.K. tegen Slovenië, HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.