ECLI:NL:RVS:2022:3839

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
202206849/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning asiel

Op 20 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.W.B. van Twist, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 22 november 2022 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 oktober 2022 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdelingen stelden dat zij recht hadden op bescherming, maar de Raad van State oordeelde dat zij eerst de hulp van de Cypriotische autoriteiten hadden moeten inroepen. De vreemdelingen konden niet aantonen dat zij dit hadden gedaan, waardoor de Raad van State concludeerde dat de Cypriotische autoriteiten hen mogelijk wel konden beschermen. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202206849/1/V3.
Datum uitspraak: 20 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 november 2022 in zaak nr. NL22.21065 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 17 oktober 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 22 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat van de vreemdelingen mag worden verwacht dat zij eerst de hulp van de (hogere) Cypriotische autoriteiten inroepen. De vreemdelingen hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij dat hebben gedaan, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de Cypriotische autoriteiten de vreemdelingen niet willen of kunnen beschermen. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 9 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:244.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
873