ECLI:NL:RBDHA:2023:2878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
NL22.24635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van statushouder in Cyprus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische statushouder in Cyprus, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland niet-ontvankelijk verklaard zag. De rechtbank oordeelde dat de eiser, die sinds 15 juli 2019 internationale bescherming in Cyprus geniet, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan terugkeren naar Cyprus. De rechtbank stelde vast dat er een zodanige band met Cyprus bestaat dat het voor eiser redelijk is om naar dat land terug te keren. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mogen aannemen dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser voerde aan dat hij in Cyprus geen toegang heeft tot basisvoorzieningen zoals huisvesting, werk en financiële ondersteuning, maar de rechtbank oordeelde dat deze claims onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser is om aan te tonen dat Cyprus zijn verplichtingen niet nakomt, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24635

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V Nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A.J. van der Leeuw),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R. Brock).

ProcesverloopBij besluit van 1 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek met zaaknummer NL22.24636, op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.M.A.F.C Lienaerts als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Er is geen tolk verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser heeft sinds 15 juli 2019 internationale bescherming in Cyprus.
2. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar Cyprus, omdat het land zijn verdragsverplichtingen jegens hem niet nakomt. Eiser kan niet aan een woning of een baan komen en krijgt geen financiële hulp. Daarnaast is het niet mogelijk om een bankrekening te openen, een zorgpas aan te vragen of een opleiding te volgen. Verder heeft eiser iedere dag te maken gehad met beledigingen, bedreigingen en minachting van andere burgers. Het doen van aangifte of het indienen van een klacht bij een overheidsinstantie heeft niet tot het verkrijgen van enige hulp geleid.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Cyprus. [1] Er is daarom sprake van een zodanige band met Cyprus dat het voor eiser redelijk is om naar dat land te gaan. [2] Het feit dat de broer van eiser een verblijfsvergunning in Nederland heeft, betekent niet dat het onredelijk is om van hem te verlangen om terug te keren naar Cyprus. Daarnaast mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat een ander lidstaat zijn verdragsverplichtingen naleeft. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de lidstaat deze verplichtingen in zijn geval niet nakomt. Eiser is daar niet in geslaagd.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat Cyprus zich niet aan zijn verdragsverplichtingen jegens eiser houdt. Volgens het AIDA-rapport van april 2022 woont de overgrote meerderheid van asielzoekers niet in opvangcentra, maar in de gemeenschap. [3] Ook blijkt dat de materiële opvangvoorzieningen geen waardige levensstandaard verzekeren. Het vinden van onderdak in de gemeenschap is extreem moeilijk voor asielzoekers als gevolg van de hoge huurprijzen, het gebrek aan beschikbare accommodatie, de lage financiële toelage en de terughoudendheid van huiseigenaren om te verhuren aan asielzoekers. Uit de factsheet van het UNHCR van februari 2022 blijkt dat sprake is van verslechterde omstandigheden voor asielzoekers voor wat betreft onder andere ondersteuning vanuit de staat en huisvesting. [4] Ook de daarvoor geëigende instantie, de Sociale Dienst, zal eiser niet helpen. Volgens het AIDA-rapport heeft de hulp namelijk vooral betrekking op nieuw gearriveerde families met minderjarige kinderen en kwetsbare personen. Dat eiser adequate huisvesting zou kunnen regelen heeft verweerder gelet op deze informatie onvoldoende gemotiveerd. Verder voert eiser aan dat hij in Cyprus geen betaald werk kan verrichten, omdat er voor hem geen werk voorhanden is. Eiser heeft voldoende inspanningen geleverd om aan werk te komen door naar een arbeidsbureau te gaan, maar heeft daar niets meer van vernomen. Daarnaast is er voor eiser geen toegang tot onderwijs mogelijk en wordt hij door de autoriteiten niet in aanmerking gebracht voor financiële ondersteuning. Toegang tot voorzieningen is feitelijk onmogelijk voor deelname van personen met geringe digitale vaardigheden, geringe vertrouwdheid met online-middelen en beperkte toegang tot de nodige apparatuur, een stabiele internetverbinding en privacy.
5. Op de zitting heeft de rechtbank ter sprake gebracht dat de gronden van eiser zien op de situatie van asielzoekers. Het AIDA-rapport waar eiser naar verwijst maakt een onderscheid tussen de situatie van asielzoekers en statushouders. Eiser heeft, onder verwijzing naar een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 30 december 2022, toegelicht dat statushouders dezelfde problemen ervaren als asielzoekers. De rechtbank zal de gronden van eiser daarom als zodanig behandelen.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de Cypriotische autoriteiten eiser internationale bescherming hebben verleend en dat om die reden er sprake is van een zodanige band met Cyprus, dat het voor eiser redelijk zou zijn naar dat land te gaan.
7. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen jegens statushouders. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Cyprus dit niet doet en dat hij dus een reëel risico loopt op schending van fundamentele rechten bij terugkeer naar Cyprus. Bij de beantwoording van de vraag of eiser hierin is geslaagd, is het arrest Ibrahim van belang. In dit arrest benadrukt het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) dat de drempel voor een beroep op artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – dat gelijkstaat aan artikel 3 van het EVRM – onverminderd hoog blijft. [5] De drempel wordt bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een ‘toestand van zeer verregaande materiële deprivatie’, waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden.
8. De lat ligt dus met andere woorden hoog en die lat wordt in het geval van eiser niet gehaald. De rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiser als statushouder in Cyprus moeilijk is. Dit wordt door verweerder ook onderkend. Dat het moeilijk is en dat de levensomstandigheden in Cyprus niet gelijk zijn als die in Nederland, betekent echter niet automatisch dat verweerder ten aanzien van Cyprus niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en eiser bij terugkeer naar Cyprus in een situatie komt te verkeren die in strijd is met de verdragsverplichtingen.
9. Uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport blijkt dat het moeilijk is om een woning te bemachtigen vanwege taalbarrières, financiële beperkingen, de werkloosheid, de hoge huurprijzen en weerstand van huurbazen om aan statushouders te verhuren. Naar het oordeel van de rechtbank is deze informatie echter onvoldoende om aan te nemen dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser heeft verklaard dat hij voor zijn huwelijk in een jongerenwoning verbleef en dat hij na zijn huwelijk en tot aan zijn vertrek uit Cyprus een woning deelde met zijn broer. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer geen woning zou kunnen bemachtigen.
10. Ten aanzien van het verrichten van betaald werk overweegt de rechtbank dat volgens het AIDA-rapport statushouders volledige toegang hebben tot de arbeidsmarkt onder dezelfde voorwaarden als die gelden voor staatsburgers. Daarvoor kan eenieder zich registreren bij the Public Employment Service Office (PES). Sinds september 2021 wordt een nieuw registratiesysteem gehanteerd waarbij statushouders zich moeten registeren als werkloos, hun registratie moeten vernieuwen en met werkgevers contact moeten zoeken via een online platform. Hoewel uit het rapport ook blijkt dat het aantal statushouders dat werk verricht beperkt is omdat moeilijkheden zich kunnen voordoen, heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om wel werk te vinden. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij zich kort voor zijn vertrek bij een arbeidsbureau heeft ingeschreven, maar nog niets terug had gehoord. Bovendien heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom de toegang tot voorzieningen zoals het registratiesysteem voor hem onmogelijk is.
11. Verder blijkt uit het AIDA-rapport dat statushouders toegang hebben tot het onderwijs onder dezelfde voorwaarden die gelden voor staatsburgers. Ook blijkt dat alle statushouders in aanmerking komen financiële ondersteuning via het nationale Guaranteed Minimum Income. Wel wordt in het AIDA-rapport en het USDOS-jaarrapport (waarnaar in de brief van Vluchtelingenwerk wordt verwezen) genoemd dat die steun lang op zich laat wachten. Tegelijkertijd vermeldt het AIDA-rapport echter ook dat de Cypriotische autoriteiten zich daarvan bewust zijn en dit proberen te verbeteren. Hoewel de rechtbank begrijpt dat die vertraging in ondersteuning eiser in een lastig parket kan brengen, is het onvoldoende om te zeggen dat de Cyprus de verdragsverplichtingen niet naleeft. Datzelfde geldt voor het kunnen openen van een bankrekening. Uit het AIDA-rapport blijkt dat er zich hierbij weliswaar moeilijkheden kunnen voordoen, maar dat het niet onmogelijk is om als statushouder een bankrekening te openen.
12. Bovendien is het aan eiser als statushouder om zijn daaruit voortvloeiende rechten in Cyprus te effectueren. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij voldoende inspanning heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. Daarnaast mag van eiser worden verwacht dat hij bij voorkomende problemen of mogelijke schendingen van zijn rechten hij zich eerst wend tot de (hogere) Cypriotische autoriteiten. [6] Niet is aannemelijk gemaakt dat eiser dat heeft gedaan, waardoor niet kan worden geconcludeerd dat de Cypriotische autoriteiten hem niet willen of kunnen beschermen.
Conclusie
13. Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
14. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Country Report: Cyprus,
4.Cyprus fact sheet,
5.ECLI:EU:C:2019:219.
6.Zie de uitspraak van 20 december 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, ECLI:NL:RVS:2022:3839.