Uitspraak
Datum uitspraak: 15 juni 2022
BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2021, waarin het beroep van [appellant] tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar tegen verschillende lasten onder dwangsom niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had eerder, op 18 maart 2021, het college van burgemeester en wethouders van Utrecht opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen op het bezwaar van [appellant] en een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat [appellant] procesbelang heeft bij zijn hoger beroep, omdat het college nog steeds geen besluit op het bezwaar had genomen. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat [appellant] geen procesbelang meer had, omdat er nog dwangsommen verbeurd werden. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van [appellant] gegrond verklaard. Het college is opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen en een dwangsom van € 250,00 per dag te verbeuren voor elke dag dat het in gebreke blijft, met een maximum van € 37.500,00.
Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] tot een bedrag van € 759,00, en moet het college het door [appellant] betaalde griffierecht van € 451,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 15 juni 2022.