In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van 21 juli 2023, waarin de minister werd opgedragen binnen tien weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt dat de minister deze beslissing niet tijdig heeft genomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Echter, in dit geval is het niet nodig om een ingebrekestelling te sturen, omdat de rechtbank eerder een termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. De minister heeft erkend dat de beslistermijn is overschreden en geeft aan dat het verzoek om informatie over stikstof met de EU een complexe zaak is die meer tijd vergt. De rechtbank vindt het redelijk dat de minister tot uiterlijk 31 januari 2024 de tijd krijgt om een besluit te nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de opgelegde termijn moet respecteren en het griffierecht aan eiser moet vergoeden.