Uitspraak
Datum uitspraak: 8 januari 2020
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de appellant, een dierenrechtenactivist, twee Wob-verzoeken ingediend bij de raad van bestuur van het Erasmus MC. Het eerste verzoek betrof documenten over medische indicaties en behandelingen met Botox, terwijl het tweede verzoek zich richtte op recepten en inkoop van Botox door het ziekenhuis. Beide verzoeken werden afgewezen door de raad, die stelde dat de Wob niet van toepassing was op patiëntgegevens en dat openbaarmaking inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank bevestigde deze afwijzingen, maar de appellant ging in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had onderkend dat de door de appellant verzochte informatie mogelijk wel betrekking had op bestuurlijke aangelegenheden. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraken en oordeelde dat de raad nieuwe besluiten moest nemen op de bezwaren van de appellant. Tevens werd de raad veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.