ECLI:NL:RBMNE:2020:2471
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onduidelijkheid kenmerk in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2020 uitspraak gedaan op het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 17 juli 2019, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Opposante heeft verzet aangetekend, omdat zij meent dat er onduidelijkheid bestaat over de zaaknummers die betrekking hebben op haar beroepen. Tijdens de zitting op 21 januari 2020 was de gemachtigde van opposante aanwezig, maar de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was afwezig met bericht van verhindering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eerdere uitspraak terecht was, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak. Opposante heeft aangevoerd dat de ontvangstbevestiging en griffierechtnota geen duidelijk kenmerk bevatten dat herleidbaar is naar de specifieke beroepen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het de verantwoordelijkheid van opposante is om een goede administratie bij te houden en dat de rechtbank haar werkwijze correct heeft gevolgd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de termijn voor het indienen van het beroep niet is overschreden en dat er geen aanleiding is voor het toekennen van immateriële schadevergoeding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak in stand gelaten. Er is geen proceskostenvergoeding toegewezen, en de uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.