ECLI:NL:RBMNE:2020:2474
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onduidelijkheid kenmerk in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2020 uitspraak gedaan op het verzet van [opposante] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 17 juli 2019, waarin het beroep van opposante niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De zitting voor het verzet vond plaats op 21 januari 2020, waarbij de gemachtigde van opposante aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. Opposante betwistte de eerdere uitspraak en stelde dat er onduidelijkheid bestond over de zaaknummers en de bijbehorende aanslagen, wat volgens haar leidde tot verwarring over de procedure.
De rechtbank overwoog dat de eerdere uitspraak terecht was, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak en dat de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting kon oordelen. Opposante voerde aan dat de ontvangstbevestiging en griffierechtnota geen duidelijk kenmerk bevatten, wat problematisch was gezien de meerdere panden die zij had. De rechtbank stelde echter dat het aan opposante was om een goede administratie bij te houden en dat de rechtbank haar werkwijze had gevolgd.
Daarnaast vroeg opposante om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak binnen de termijn was gedaan en dat er geen aanleiding was om het verzoek om schadevergoeding toe te wijzen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak in stand. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.