ECLI:NL:RVS:2020:1032
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Sevenster
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 februari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 maart 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling is in hoger beroep gegaan, vertegenwoordigd door mr. M. Erik, advocaat te Den Haag. De kern van de zaak betreft de rechtmatigheid van het besluit van de staatssecretaris, vooral in het licht van de huidige situatie waarin overdrachten naar Italië vanwege de coronamaatregelen niet kunnen plaatsvinden.
De Raad van State overweegt dat de staatssecretaris het asielverzoek niet in behandeling heeft genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. De vreemdeling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het feit dat overdracht aan Italië momenteel niet mogelijk is, de rechtmatigheid van het besluit niet aantast. De Raad van State stelt vast dat de tijdelijke belemmering voor overdracht geen invloed heeft op de vaststelling dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is. De grief van de vreemdeling faalt, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. N. Verheij als voorzitter en mr. H.G. Sevenster en mr. E. Steendijk als leden, in aanwezigheid van griffier mr. T. van Goeverden-Clarenbeek. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 april 2020.