ECLI:NL:RBDHA:2020:10815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en medische kwetsbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D.L. Boer, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat Nederland een verzoek om overname heeft gedaan en Italië hierop niet tijdig heeft gereageerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij bijzonder kwetsbaar is en dat er medische documenten zijn overgelegd die dit onderbouwen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Italië niet aan zijn internationale verplichtingen kan voldoen, ondanks de coronacrisis. De rechtbank heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft en dat eiser niet heeft aangetoond dat er systematische tekortkomingen zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeert dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd is en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Nederland de aanvraag op zich moet nemen. Het beroep van eiser is kennelijk ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. Zwijnenberg, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is bekendgemaakt op 11 augustus 2020.