Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. S. Zohrabian, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Oekraïense burger, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft zijn beroep ingesteld op 12 mei 2020, na het bestreden besluit van de staatssecretaris. Tijdens de zitting op 18 juni 2020, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is de zaak behandeld.
De rechtbank overweegt dat de autoriteiten van Zwitserland in beginsel verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om tijdig met zijn gemachtigde te overleggen over zijn zienswijze. Bovendien heeft de eiser geen concrete onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij problemen zou ondervinden in Zwitserland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden, omdat er geen aanwijzingen zijn dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser ongegrond is. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat de overdracht van de eiser aan Zwitserland van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij specialistische medische zorg nodig heeft die in Zwitserland niet beschikbaar zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.