ECLI:NL:RBDHA:2023:18075
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening met betrekking tot medische situatie van minderjarige
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, afkomstig uit Jamaica, heeft samen met zijn minderjarige zoon asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat, hoewel de handelswijze van verweerder in het voornemen niet getuigt van een zorgvuldige voorbereiding, dit gebrek in het bestreden besluit zelf is hersteld. De rechtbank concludeert dat verweerder geen onderzoek hoefde te doen naar de situatie in Spanje, aangezien Spanje het overnameverzoek heeft geaccepteerd en er geen concrete aanwijzingen zijn dat de situatie in Spanje niet veilig is. Eiser heeft niet aangetoond dat er een reëel risico bestaat op een onmenselijke behandeling in Spanje.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet in staat is gebleken om een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand van zijn zoon aan te tonen. De rechtbank stelt dat de medische voorzieningen in Spanje gelijkwaardig zijn aan die in Nederland en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht van eiser aan Spanje van onevenredige hardheid zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.