ECLI:NL:RBDHA:2023:15189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.5530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht naar Spanje onder de Dublinverordening met betrekking tot medische omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 februari 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft beroep ingesteld en stelt dat hij lijdt aan ernstig vaatlijden, wat hem zou beletten om naar Spanje te worden overgedragen. Hij beroept zich op het arrest C.K. tegen Slovenië en stelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie.

De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich voldoende heeft vergewist van de mogelijkheid van overdracht aan Spanje, mits aan bepaalde reisvoorwaarden wordt voldaan. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op basis van het BMA-advies heeft kunnen concluderen dat de overdracht mogelijk is zonder dat dit een onomkeerbare verslechtering van de gezondheid van eiser met zich meebrengt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten. De rechtbank benadrukt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: drs. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 februari 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 2 maart 2023 heeft eiser de gronden ingediend. Het verzoek om een voorlopige voorziening staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.5531. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening bij uitspraak van 5 april 2023 toegewezen.
1.2.
Op 3 april 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden in afwachting van het door de staatssecretaris aangekondigde onderzoek bij Bureau Medische Advisering (BMA), naar aanleiding van medische stukken die eiser in beroep heeft overgelegd.
1.3.
De staatssecretaris heeft het BMA-advies op 17 mei 2023 aan het procesdossier toegevoegd.
1.4.
Eiser heeft hierop gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Tevens is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [1] . In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 16 december 2022 aanvaard.
Standpunten eiser
5. Eiser voert allereerst aan dat de staatssecretaris hetgeen eiser heeft meegemaakt in Syrië bij de beoordeling had moeten betrekken. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij in militaire dienst heeft gezeten en dat hij is gedeserteerd waarna hij is opgepakt en gemarteld. Ook heeft hij verklaard dat zijn echtgenote en moeder gewond zijn geraakt bij een aanslag. Eiser voert verder aan dat er een verschil bestaat in beschermingsbeleid tussen Nederland en Spanje. Volgens eiser zou hij in Nederland zeker een asielvergunning ontvangen. Ook voert eiser aan dat het algemeen bekend is dat gezinshereniging na asiel in Nederland, in vergelijking met andere landen, relatief weinig tijd in beslag neemt. Eiser acht het niet humaan om langer zonder zijn gezin te zijn dan nodig.
5.1.
Eiser voert aan dat hij lijdt aan ernstig vaatlijden en dat hij hierom niet kan worden overgedragen aan Spanje. Ter onderbouwing van zijn medische problematiek heeft eiser een brief van de huisarts, zijn medisch dossier en foto’s bijgevoegd. De staatssecretaris dient volgens eiser absoluut zeker te zijn dat de vereiste medische behandeling direct, zonder enige aarzeling in Spanje wordt voortgezet. Volgens eiser kan en zal deze garantie niet worden verkregen. Hierbij acht eiser het van belang dat hij eerder in Spanje geen hulp heeft ontvangen, dat hij daar een bacterie heeft opgelopen en dat het feit dat hij in Spanje in een tent moest slapen, zijn klachten hebben verergerd. Een toezegging dat het medisch dossier van eiser zal worden overgedragen aan Spanje is in ieder geval onvoldoende. Eiser beroept zich op het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië [2] .
5.2.
Naar aanleiding van het BMA-advies voert eiser verder aan dat zijn medische problematiek en de impact die dit op hem heeft onvoldoende bij het advies is betrokken. Dit blijkt onder andere uit het feit dat het BMA overdracht aan een huisarts voldoende vindt. Volgens eiser biedt overdracht aan een huisarts onvoldoende waarborgen voor een directe doorzending naar een specialist. Verder zijn er nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van eisers medische situatie. Zoals blijkt uit de e-mail van 14 juni 2023 van de behandelend huisarts is een teen geamputeerd en zijn er nog steeds veel pijnklachten. Eiser acht het onmenselijk dat de staatssecretaris er alles aan doet om hem over te dragen naar Spanje. De artsen in Nederland zijn bekend met zijn situatie, terwijl de Spaanse artsen zich opnieuw moeten inlezen in zijn dossier. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat er in september een multidisciplinair onderzoek plaatsvindt en dat als gevolg hiervan mogelijk een zware operatie volgt. Ook heeft eiser een brief van de huisarts overgelegd waaruit blijkt dat de huisarts nog steeds zorgen heeft over de overdracht.
5.3.
Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat gezien zijn medische problematiek sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, die reden zouden moeten zijn zijn asielaanvraag in Nederland te behandelen. Eiser voert hiertoe ook aan dat hij in zijn land van herkomst en in Nederland ernstige trauma’s heeft opgelopen.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat lidstaten hun verdragsverplichtingen jegens asielzoekers zullen nakomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 8 juli 2021 [3] geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit heeft de Afdeling bij de uitspraken van 27 januari 2023 [4] en 29 maart 2023 [5] nog eens bevestigd. Het is aan eiser om te onderbouwen dat dit anders is en met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is van artikel 3 van het EVRM [6] en artikel 4 van het Handvest [7] omdat de Spaanse autoriteiten hun nationale verplichtingen niet nakomen, bijvoorbeeld door tekortkomingen in de asielprocedure, de opvang of de medische zorg. Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken; zie het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 [8] .
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen hij heeft aangevoerd onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat Spanje niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet of dat de drempel uit het hiervoor genoemde Jawo-arrest wordt gehaald of overschreden. De rechtbank overweegt hiertoe allereerst dat de Spaanse autoriteiten door middel van het claimverzoek hebben gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Gelet hierop kan er dan ook vanuit worden gegaan dat eiser zijn asielmotieven bij de Spaanse autoriteiten naar voren kan brengen en dat zijn aanvraag in Spanje in behandeling wordt genomen. Hierbij is van belang dat de verdragen en Europese richtlijnen ook gelden ten aanzien van de asielprocedure in Spanje.
6.2.
De rechtbank overweegt verder dat de bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken bij eiser ligt [9] . Om aan de bewijslast te voldoen moet eiser in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is – dus zonder een inhoudelijk beoordeling van de asielaanvraag – dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland wel krijgt. Alleen dan kan wegens het verschil in beschermingsbeleid sprake zijn van een fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet met stukken heeft onderbouwd dat het asielbeleid in Spanje zodanig verschilt van het Nederlandse beleid dat hij daar geen bescherming zal krijgen. De enkele stelling van eiser dat dit zo is en dat het hem bekend is dat hij in Nederland zeker in het bezit zal worden gesteld van een asielvergunning terwijl hij verwacht dat Spanje anders zal beslissen, is hiervoor onvoldoende. Verder heeft eiser ook niet met stukken onderbouwd dat de gezinshereniging in Nederland in vergelijking met andere landen relatief weinig tijd in beslag neemt, nog afgezien van het feit dat gezinshereniging pas in beeld komt na een eventuele inwilliging van een asielaanvraag.
6.4.
Verder overweegt de rechtbank dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 21 december 2018 [10] , en 3 november 2017 [11] , uit het arrest C.K. volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf bezien een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden. De vreemdeling moet in dat verband objectieve gegevens overleggen die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, bijvoorbeeld door aan te tonen met stukken van zijn behandelaren dat er een reëel of hoog risico op suïcide bestaat als gevolg van zijn overdracht. Vervolgens moet de staatssecretaris bij het nemen van het overdrachtsbesluit beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. Met het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvereisten kan de staatssecretaris de gerezen twijfel over een schending van artikel 3 van het EVRM vanwege de overdracht wegnemen [12] . In haar uitspraak van 27 juni 2019 [13] heeft de Afdeling dit toetsingskader herhaald.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatsecretaris met het opvragen van het BMA-advies zich er voldoende van vergewist dat eiser kan worden overgedragen, als aan de daarin vastgestelde reisvoorwaarden wordt voldaan en heeft daarmee de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht aan Spanje op de gezondheidstoestand van eiser deugdelijk gemotiveerd weggenomen. Uit het BMA-advies blijkt immers dat fysieke overdracht mogelijk is indien eiser tijdens de reis wordt begeleid door een mantelzorger of een verpleegkundige en eiser direct na de reis wordt overgedragen aan een behandelaar. De rechtbank ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat het BMA-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van het BMA-advies. De reactie van de huisarts, waar eiser naar verwijst, is hiervoor onvoldoende nu deze niet is voorzien van een nadere toelichting of onderbouwing maar enkel een uiting van zorgen betreft. Verder heeft eiser ook geen objectieve informatie overgelegd waaruit blijkt dat de benodigde zorg in Spanje ontbreekt of dat de staatssecretaris er om andere redenen niet vanuit mag gaan dat eiser in Spanje geen zorg kan krijgen die kwalitatief vergelijkbaar is met de zorg in Nederland. Bij voorkomende problemen met betrekking tot het verkrijgen van hulp, opvang en toegang tot rechtsbijstand, medische zorg, of anderszins, ligt het op de weg van eiser om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk is of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6.6.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris in het door eiser aangevoerde redelijkerwijs geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Zoals hiervoor is geoordeeld, mag de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Ook is niet gebleken dat Nederland het meest geschikte land is om eiser medisch te behandelen. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht die maken dat zijn overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid zou getuigen of sprake is van een bijzonder samenstel van factoren dat maakt dat de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in Nederland in de rede ligt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding voor zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI:EU:C:2017:127
6.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
8.ECLI:EU:C:2019:2018.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1863.
12.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:92.