ECLI:NL:RVS:2002:AE8245
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- E.A. Alkema
- R.W. Mackenzie
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel en de toepassing van de 48-uur-termijn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdelinge tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 5 juni 2002 haar beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie. De aanvraag was op 15 mei 2002 afgewezen, en de vreemdelinge stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de 48-uur-termijn voor afwijzing pas was aangevangen op het moment dat het onderzoek in het aanmeldcentrum Ter Apel op 12 mei 2002 begon. De vreemdelinge betoogde dat het onderzoek al op 2 mei 2002 was gestart, toen zij een vragenlijst ontving over haar taal en herkomst, en dat de aanvraag dus niet binnen de vereiste termijn was afgehandeld.
De Raad van State overwoog dat de 48-uur-termijn begint te lopen op het moment van indiening van de aanvraag, en dat de indiening soms kan plaatsvinden na een voorbereidende fase van onderzoek. In dit geval was er echter geen sprake van een zodanig onderzoek dat de termijn eerder zou zijn aangevangen. De vragenlijst die aan de vreemdelinge was voorgelegd, was bedoeld voor administratieve voorbereiding en niet voor inhoudelijk onderzoek. De Raad concludeerde dat de grief van de vreemdelinge faalde en dat de rechtbank terecht had geoordeeld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 7 augustus 2002, met de ondertekening van de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.