ECLI:NL:RBSGR:2004:AO3129

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/63509
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot 48-uurstermijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 januari 2004 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Mongolische nationaliteit, had op 3 december 2003 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd op 6 december 2003 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er in beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 19 december 2003, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.M.I. Eleveld.

De rechter heeft vastgesteld dat de 48-uurstermijn, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet was aangevangen op het moment dat de controle in de systemen en het onderzoek naar de aanwezigheid van documenten aan kleding en lichaam plaatsvonden. De rechter oordeelde dat deze handelingen niet als een begin van het onderzoek naar de asielaanvraag konden worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de IND in redelijkheid kon stellen dat de termijn niet was overschreden, aangezien er op de relevante data nog geen onderzoek naar de asielaanvraag had plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechter heeft geen aanleiding gezien om een partij in de kosten te veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 03/63509
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1974,
van Mongolische nationaliteit,
IND dossiernummer 0312.03.0433,
gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld, als jurist werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Groningen,
verzoeker;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. F.W.A. Croonen,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 3 december 2003 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 6 december 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 6 december 2003 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker mag de behandeling van het beroep niet in Nederland afwachten. Bij verzoekschrift van 6 december 2003 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist. Het verzoek is ter zitting van 19 december 2003 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden. Daarbij zal onder meer worden betrokken de vraag of geen twijfel kan bestaan dat verzoeker geen verdragsvluchteling is dan wel de beslissing niet in strijd is met andere rechtsregels. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC) dient tevens beoordeeld te worden of de aanvraag in dat kader op zorgvuldige wijze is afgedaan.
3 Overwegingen
3.1 In deze procedure beperkt het geschil zich tot de vraag of het bestreden besluit binnen de zogeheten 48 proces-uren, als bedoeld in artikel 69, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is afgedaan.
3.2 Ingevolge hoofdstuk C3/12.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc2000) vangt de 48-uurstermijn aan op het moment dat de vreemdelingendienst begint met het onderzoek naar de identiteit, nationaliteit en reisroute van de asielzoeker.
In hoofdstuk C3/12.2.1 Vc2000 staat vermeld welke handelingen de aanmeldprocedure niet doen aanvangen, omdat zij worden gedaan om beheersmatige redenen. Hier onder vallen documentfouillering, de controle van het opsporingsregister en het Schengen Informatiesysteem en de handelingen zoals genoemd in artikel 3.109 Vreemdelingenbesluit (waar onder dactyloscopisch onderzoek). Vervolgens maakt de korpschef een afspraak, verstrekt de vreemdeling hiervan een schriftelijke bevestiging en verwijst de vreemdeling zo nodig naar een tijdelijke noodvoorziening. Feitelijke opname in -en daarmee de start van- de asielprocedure vindt alleen plaats na afspraak.
3.3 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) d.d. 28 oktober 2003, 200304447/1 (JV 2003/559), oordeelt de rechter dat de AC-termijn aanvangt wanneer een begin wordt gemaakt met enig op de asielaanvraag gericht onderzoek. De indiening van de aanvraag vindt soms plaats nadat enig – op de in te dienen aanvraag gericht – onderzoek heeft plaatsgevonden. Zoals eerder is overwogen in de uitspraak van de ABRS van 7 augustus 2002 (JV 2002/323), moet in dat laatste geval worden aangenomen dat de 48-uurstermijn met de aanvang van dat onderzoek is gaan lopen.
3.4 Uit het dossier blijkt dat verzoeker zich op 24 november 2003 bij het aanmeldcentrum te ter Apel heeft aangemeld. Dezelfde dag is aan hem een personalia formulier uitgereikt. Op 25 november 2003 zijn van verzoeker vingerafdrukken genomen en zijn deze gecontroleerd in de NRI, OPS, NSIS en LIST-systemen. De resultaten van daarvan zijn dezelfde dag opgenomen in het dossier. Tevens heeft op 25 november 2003 een onderzoek naar de aanwezigheid van documenten aan kleding en lichaam plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Vw 2000 en is de afspraak gemaakt dat verzoeker zich op 3 december 2003 om 11.30 uur dient te melden in het aanmeldcentrum te Ter Apel.
3.5 Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat het doel van de controle in de NRI, OPS, SIS en LIST-systemen is om te bepalen langs welke weg en in welk aanmeldcentrum de vreemdeling zijn asielaanvraag behoort in te dienen, alsmede om te bepalen of de vreemdeling in afwachting van het moment waarop hij op afspraak zijn asielaanvraag kan indienen –en in de AC-procedure wordt opgenomen- opvang wordt verleend in de Tijdelijke Noodvoorziening (TNV).
Het onderzoek naar de aanwezigheid van documenten aan kleding en lichaam is uitsluitend bedoeld om documenten veilig te stellen die van belang kunnen zijn bij de latere beoordeling van de aanvraag.
3.6 De rechter is van oordeel dat verweerder, gelet op het bepaalde in hoofdstuk C3/12.2.1 Vc2000 alsmede gelet op het verhandelde ter zitting, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de controle in bedoelde systemen en het onderzoek naar de aanwezigheid van documenten aan kleding en lichaam, welke hebben plaatsgevonden op 24 en 25 november 2003, niet de 48-uurs termijn hebben doen aanvangen, nu op die data nog geen –op de in te dienen aanvraag gericht- onderzoek heeft plaatsgevonden.
3.7 Dat mogelijkerwijs uit het onderzoek in de betrokken systemen en het onderzoek naar de aanwezigheid van documenten informatie voortkomt die op enig moment aanleiding zou kunnen vormen voor nader onderzoek in het kader van de (inhoudelijke) beoordeling van de in te dienen aanvraag dan wel bij die beoordeling een rol zouden kunnen gaan spelen, maakt niet dat met deze handelingen op zich reeds een aanvang is genomen met het onderzoek naar de in te dienen aanvraag. Niet is immers gebleken dat op enig moment, gelegen voor de indiening van de asielaanvraag, met de verkregen informatie meer is gedaan dan het bepalen langs welke weg en in welk aanmeldcentrum verzoeker zijn asielaanvraag behoort in te dienen.
3.8 De rechter is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikking niet binnen 48 proces-uren is uitgereikt.
3.9 Gelet op het vorenstaande leende de asielaanvraag zich voor afdoening in het AC. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Omdat nader onderzoek niet tot een andere uitkomst zal leiden, verklaart de voorzieningenrechter, met toepassing van artikel 8:86 Awb, tevens het beroep ongegrond.
3.10 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
4 BESLISSING
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Y. Adams als griffier op 5 januari 2004
Tegen deze uitspraak, voorzover daarbij in de hoofdzaak is beslist, kunnen partijen binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 5 januari 2004