ECLI:NL:RVS:2004:AO3942
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- E.J.J.M. van Tielraden
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvang van de 48-uurs-termijn voor asielaanvragen in het aanmeldcentrum Schiphol
In deze zaak heeft de Raad van State op 16 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De appellant had zijn aanvraag op 15 oktober 2003 ingediend, maar deze werd afgewezen. De appellant stelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld over het moment waarop de 48-uurs-termijn voor de beoordeling van zijn aanvraag aanvangt. Hij betoogde dat deze termijn al was begonnen op het moment dat de autoriteiten gebruik maakten van hun bevoegdheid om hem te onderzoeken, zoals vastgelegd in artikel 55 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State overwoog dat de wetgever een maatstaf heeft voorgeschreven voor de beoordeling van asielaanvragen, waarbij de 48-uurs-termijn begint op het moment dat de vreemdeling het aanmeldcentrum binnenkomt. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het afnemen van vingerafdrukken en het onderzoek aan de kleding van de vreemdeling niet als aanvang van het onderzoek naar de aanvraag kan worden beschouwd. De Raad bevestigde dat de bevoegdheid om een vreemdeling te onderzoeken van administratieve aard is en niet leidt tot de aanvang van de 48-uurs-termijn.
De Raad concludeerde dat de grieven van de appellant faalden en dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter diende te worden bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de Vreemdelingenwet en de procedures rondom asielaanvragen, met name in het kader van de tijdslimieten die zijn vastgesteld voor de beoordeling van deze aanvragen.