ECLI:NL:RVS:2001:AD6144
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld door de Staatssecretaris van Justitie. De appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 4 mei 2001, en de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, verklaarde het daartegen ingediende beroep ongegrond op 21 mei 2001. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 juli 2001 ter zitting is behandeld. De appellant werd vertegenwoordigd door mr. A.C. Bosch, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door A.E.J.I. Kuhlmann. De Raad van State overwoog dat de eerste grief van de appellant betrekking had op de aanwending van de bevoegdheid tot strafrechtelijke ophouding, zoals neergelegd in artikel 61, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De Raad oordeelde dat de rechter in vreemdelingenzaken niet kan oordelen over deze bevoegdheid, tenzij de onrechtmatigheid door de strafrechter is vastgesteld. De Raad concludeerde dat er in dit geval geen sprake was van een dergelijke situatie, waardoor de grief niet tot vernietiging van de uitspraak kon leiden. De tweede grief werd als niet-ontvankelijk beschouwd, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.