ECLI:NL:RBZWB:2025:664
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kansspelbelasting en de vraag naar individuele en buitensporige lasten
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2025, wordt de zaak behandeld van belanghebbende B.V. tegen de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de kansspelbelasting. Belanghebbende heeft over de periode van juli 2008 tot en met april 2017 in totaal € 15.001.787 aan kansspelbelasting voldaan. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 28 februari 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de invoering van de kansspelbelasting voor kansspelautomaten niet heeft geleid tot een individuele en buitensporige last voor belanghebbende in vergelijking met andere belastingplichtigen. De rechtbank oordeelt dat de last die belanghebbende ervaart niet sterker is dan die van andere exploitanten van kansspelautomaten, en dat de verliezen die zij heeft geleden in de jaren 2009 tot en met 2011 niet uitsluitend te wijten zijn aan de invoering van de kansspelbelasting. De rechtbank heeft ook het verzoek van belanghebbende om een immateriële schadevergoeding beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft zij wel recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.500 en vergoeding van proceskosten.