ECLI:NL:RBZWB:2025:1035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/4891 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet wegens gezamenlijke huishouding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet beoordeeld. Eiseres ontving sinds 15 september 2011 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. De Bevelanden heeft op basis van bevindingen van een kamercontrole en onderzoek naar de woonsituatie van eiseres en haar partner, de heer [de vader], geconcludeerd dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Dit leidde tot de intrekking van de bijstandsuitkering per 1 februari 2023 en de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkering van € 11.697,47. Eiseres heeft betoogd dat er geen gezamenlijke huishouding is en dat de Bevelanden ten onrechte de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat de Bevelanden op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres en de heer [de vader] op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hebben, en dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door deze gezamenlijke huishouding niet te melden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres voor het grootste deel ongegrond en niet-ontvankelijk voor de oplegging van een boete.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4891 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.J. Brosius),
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar uitkering op grond van de Participatiewet, de aan haar ambtshalve verstrekte bijstandsuitkering en de aan haar opgelegde boete.
1.1.
Met het besluit van 5 december 2023 (primair besluit I) heeft de Bevelanden het recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande van eiseres vanaf 1 februari 2023 ingetrokken. Met het besluit van 12 december 2023 (primair besluit II) heeft de Bevelanden de ten onrechte betaalde uitkering van € 11.697,47 over de periode van
1 februari 2023 tot en met 30 november 2023 teruggevorderd. Met het besluit van
12 december 2023 (primair besluit III) heeft de Bevelanden per 1 februari 2023 ambtshalve een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden/samenwonenden aan eiseres verstrekt. Met het besluit van 15 januari 2024 (primair besluit IV) heeft de Bevelanden aan eiseres een boete van € 1.169,74 opgelegd.
Met het bestreden besluit van 23 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de Bevelanden bij deze besluiten gebleven.
1.2.
De Bevelanden heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, mr. I. Esajas (sociaal raadsvrouw) en de gemachtigde van de Bevelanden.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontving sinds 15 september 2011 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Eiseres staat in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven op het [adres 1] te [plaats] (het uitkeringsadres). Op dit adres staat ook de dochter van eiseres: [de dochter] , geboren op [geboortedag] 2003, ingeschreven. Haar vader is [de vader] . Hij staat in de BRP ingeschreven op het [adres 2] te [plaats] .
2.1.
De aanleiding voor het onderzoek naar het recht van eiseres op een bijstandsuitkering waren de bevindingen tijdens een kamercontrole op 17 januari 2023 op het [adres 2] . Tijdens de controle was de heer [de vader] niet in het pand aanwezig en een medebewoner gaf aan dat hij niet zeker wist of de heer [de vader] aldaar woonachtig was. De verhuurder heeft tijdens een eerdere controle aangegeven dat de heer [de vader] niet dagelijks aanwezig is op het adres.
2.2.
Op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet werd vervolgens een onderzoek ingesteld naar het recht op bijstand van de heer [de vader] en eiseres. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 23 november 2023.
2.2.1.
Op de Facebookpagina van de heer [de vader] is op 6 oktober 2019 een bericht geplaatst dat hij was getrouwd. Uit onderzoek is gebleken dat de vrouw op de daarbij behorende foto’s eiseres is.
2.2.2.
Er zijn in de periode van 31 januari 2023 tot en met 2 februari 2023 heimelijke waarnemingen verricht in de omgeving van [straat] te [plaats] . De personenauto van de heer [de vader] werd in die omgeving niet aangetroffen.
Daarnaast zijn er in de periode van 7 februari 2023 tot en met 8 mei 2023 en van 30 mei 23 tot en met 14 augustus 2023 heimelijke waarnemingen verricht nabij het uitkeringsadres. De personenauto van de heer [de vader] werd bijna dagelijks geparkeerd aangetroffen in de omgeving van het uitkeringsadres. Op 21 dagen werd de heer [de vader] op of nabij het uitkeringsadres aangetroffen.
2.2.3.
Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften blijkt dat zij diverse keren heeft gepind bij dezelfde benzinepomp waar de heer [de vader] tankt, terwijl zij en haar dochter niet in het bezit zijn van een personenauto. Daarnaast is de restafvalcontainer van eiseres in 2022 21 keer geledigd en van 1 januari 2023 tot en met 15 juni 2023 11 keer geledigd, terwijl het gemiddeld aantal ledigingen per huishouden 13 keer per jaar is. Het waterverbruik op het uitkeringsadres is hoog. Het gemiddeld waterverbruik was in 2022 voor vier à vijf personen, in 2021, 2020 en 2017 voor meer dan vijf personen en in 2019 en 2018 voor drie à vier personen. Er is een laag gas- en stroomverbruik op het uitkeringsadres, maar daarbij is opgemerkt dat de woning is voorzien van zonnepanelen.
2.2.4.
Op 3 augustus 2023 heeft de sociaal rechercheur in de gemeenschappelijke ruimte van het pand aan de [adres 2] gesproken met een medebewoner. Deze medebewoner verklaarde dat de heer [de vader] daar niet zou wonen, daar enkel af en toe komt om zijn post op te halen, hij hem nooit op het adres ziet en de heer [de vader] daar dan ook zeker nooit slaapt.
Op 14 augustus 2023 werd er een buurtonderzoek gehouden in de omgeving van het uitkeringsadres. Vier buurtbewoners hebben verklaard dat er op het uitkeringsadres al meerdere jaren een man, vrouw en dochter wonen.
Op 30 augustus 2023 heeft de persoon waarmee de heer [de vader] zijn kamer aan de [adres 2] een aantal jaren heeft gedeeld, verklaard dat hij de heer [de vader] zo goed als nooit is tegengekomen totdat het escaleerde.
2.2.5.
Op 14 augustus 2023 hebben er verder onaangekondigde huisbezoeken plaatsgevonden op het uitkeringsadres en aan de [adres 2] . Op het uitkeringsadres was ook de heer [de vader] aanwezig en werden kledingstukken en schoeisel van hem aangetroffen. Aan de [adres 2] werd kleding aangetroffen, maar geen schoeisel.
2.2.6.
Op 14 augustus 2023 en 30 oktober 2023 hebben er gesprekken met eiseres en de heer [de vader] plaatsgevonden. De heer [de vader] heeft onder andere verklaard dat hij alleen in zijn auto rijdt en deze bijna elke dag gebruikt, dat hij wisselend bij eiseres verblijft, dat hij veel meer op het uitkeringsadres verblijft, maar dat hij woont aan de [straat] en dat als het bewind is afgerond hij bij eiseres kan gaan wonen. Eiseres heeft verklaard dat de heer [de vader] af en toe komt helpen, maar dat zij niet samenwonen.
2.3.
Met het primaire besluit I heeft de Bevelanden het recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande van eiseres vanaf 1 februari 2023 ingetrokken, omdat zij tenminste vanaf deze datum een gezamenlijke huishouding voert met de heer [de vader] . Dit besluit is gebaseerd op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet en vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] .
2.4.
Met het primaire besluit II heeft de Bevelanden de ten onrechte betaalde uitkering van € 11.697,47 over de periode van 1 februari 2023 tot en met 30 november 2023 van eiseres teruggevorderd vanwege schending van de inlichtingenplicht. Deze vordering wordt verrekend met de toegekende bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden over deze periode, waarna eiseres nog € 3.342,17 dient terug te betalen. Niet is gebleken van dringende redenen om af te zien van terugvordering.
2.5.
Met het primaire besluit III heeft de Bevelanden per 1 februari 2023 ambtshalve een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden/samenwonenden aan eiseres verstrekt, omdat de bijstandsuitkering van eiseres en de heer [de vader] per die datum zijn ingetrokken. De uitkering zal gescheiden (50/50) op hun eigen rekeningen worden uitgekeerd.
2.6.
Met het primaire besluit IV heeft de Bevelanden aan eiseres een boete van
€ 1.169,74 opgelegd, omdat zij niet (geheel) voldaan heeft aan de inlichtingenplicht. Eiseres heeft namelijk zonder dit te melden tenminste van 1 februari 2023 tot en met
30 november 2023 een gezamenlijke huishouding gevoerd met de heer [de vader] . Met in achtneming van de privéomstandigheden van eiseres is de hoogte van de boete bepaald op 10% van € 11.697,47 (het bedrag wat ten onrechte aan eiseres is uitbetaald; het benadelingsbedrag).
Bestreden besluit
2.7.
Met het bestreden besluit heeft de Bevelanden het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten I, II en III ongegrond verklaard. De Bevelanden heeft daartoe overwogen dat eiseres en de heer [de vader] samen een dochter hebben, zodat voor de vraag of sprake was van een gezamenlijke huishouding uitsluitend nog van belang is of zij hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning. Dit is volgens de Bevelanden wel het geval. Het hoofdverblijf van een belanghebbende is daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven is. [2] Op basis van het handhavingsrapport van 23 november 2023 wordt geconcludeerd dat het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de heer [de vader] vanaf in ieder geval 1 februari 2023 niet ligt aan de [adres 2] te [plaats] , maar aan het uitkeringsadres. Doordat niet is gemeld dat sprake is van een gezamenlijke huishouding, is sprake van schending van de inlichtingenplicht. Derhalve is de Bevelanden verplicht om tot terugvordering over te gaan. Niet is gebleken van dringende redenen om hiervan af te zien.
Hetgeen door eiseres is aangevoerd leidt de Bevelanden niet tot een andere conclusie. Dat eiseres en de heer [de vader] op verschillende adressen staan ingeschreven, wil volgens voorgenoemde vaste rechtspraak namelijk niet zeggen dat er geen hoofdverblijf kan zijn in dezelfde woning. Als de heer [de vader] , zoals eiseres stelt, enkel ter voorkoming van extra kosten zijn auto elders zou parkeren, zijn hiervoor ook andere gratis mogelijkheden die zich dichter bij de [adres 2] bevinden. De stelling van eiseres dat de verklaringen van de heer [de vader] in twijfel moeten worden getrokken, omdat hij na overmatig drugsgebruik hersenletsel heeft opgelopen, wordt niet onderbouwd met verifieerbare (medische) gegevens en/of documenten. De stelling van eiseres dat de aanwezigheid van enkele kledingstukken en schoeisel van de heer [de vader] op het uitkeringsadres te verklaren is omdat hij soms blijft slapen en helpt bij het onderhoud van haar huis en tuin, wordt niet ondersteund door de bevindingen tijdens het huisbezoek. De rechercheurs kregen namelijk niet de indruk dat het huis werd opgeknapt door middel van verven of andere (onderhouds)werkzaamheden.

Beroepsgronden

3. Eiseres heeft aangevoerd dat uit het onderzoek niet aannemelijk wordt dat sprake is van een gezamenlijke huishouding. Het gas- en stroomverbruik is namelijk laag. De Bevelanden hecht verder ten onrechte betekenis aan verklaringen van getuigen die hun verklaring niet willen ondertekenen, aangeven dat zij geen goede verstandhouding met de heer [de vader] hebben en verklaren dat zij zelf bijna nooit in het pand aan de [adres 2] zijn. Daarbij komt dat als de heer [de vader] niet op dit adres is, het niet zo hoeft te zijn dat hij op het uitkeringsadres verblijft. Bij de weging van de verklaringen van de heer [de vader] is daarnaast geen rekening gehouden met het feit dat hij lijdt aan geheugenverlies en kampt met een zware drugsverslaving (zie de brief van 30 januari 2024 van Emergis).
Eiseres concludeert dan ook dat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht, zodat de uitkering ten onrechte is ingetrokken en er ten onrechte wordt teruggevorderd. Verder is bij onderzoek naar de dringende redenen om van terugvordering af te zien en evenzo de intrekking te beperken niet gewerkt conform de lijn van de CRvB van
18 april 2024. [3] Er is dan ook geen reden om een boete op te leggen.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is de omvang van het geding?
5. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat haar beroep betrekking heeft op de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering, de aan haar ambtshalve verstrekte bijstandsuitkering en de aan haar opgelegde boete. Eiseres heeft aangegeven dat haar beroep tevens is gericht tegen de beslissing op het bezwaar van de heer [de vader] betreffende hetzelfde feitencomplex.
Is eiseres ontvankelijk in haar beroep?
6. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
6.1.
De rechtbank heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit III, aangezien anders dan de primaire besluiten I en II het kenmerk hiervan niet in het bezwaarschrift wordt genoemd en ook niet is meegezonden. Ook inhoudelijk heeft eiseres geen bezwaargronden gericht tegen het primaire besluit III. Desgevraagd heeft eiseres verklaard dat bedoeld is bezwaar te maken tegen het primaire besluit III en de Bevelanden heeft verklaard dat zij op basis van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken, heeft geconcludeerd dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit III. De CRvB hanteert voortaan het uitgangspunt dat de bestuursrechter de tijdigheid van bezwaar niet ambtshalve behoort te beoordelen. [4] De rechtbank beoordeelt dit daarom niet. Het beroep van eiseres voor zover dat betrekking heeft op de ambtshalve toekenning van een bijstandsuitkering is dan ook ontvankelijk.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit IV. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat haar opmerking tijdens het spreekkamergesprek op 30 oktober 2023 dat zij geen boete wil krijgen, moet worden aangemerkt als prematuur bezwaar, nu de sociaal rechercheur dit schriftelijk heeft vastgelegd en eiseres het verslag heeft ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bevelanden dit niet als bezwaarschrift hoeven aan te merken, omdat hiermee niet wordt voldaan aan de vereisten voor een bezwaarschrift zoals neergelegd in artikel 6:5 van de Awb. De opmerking van eiseres tijdens het spreekkamergesprek op 30 oktober 2023 is niet gelijk te stellen met het schriftelijk indienen van een bezwaarschrift. Het beroep van eiseres voor zover dat betrekking heeft op de opgelegde boete is derhalve niet-ontvankelijk.
7. Eiseres heeft verder aangegeven dat haar beroep tevens is gericht tegen de beslissing op het bezwaar van de heer [de vader] betreffende hetzelfde feitencomplex. Eiseres stelt dat zij belanghebbende is bij deze beslissing en dat zij heeft deelgenomen aan de bezwaarprocedure. Daarbij beroept eiseres zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2016. [5]
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is bij de besluiten tot intrekking en terugvordering van bijstand van de heer [de vader] en de aan hem opgelegde boete. Dat deze besluiten betrekking hebben op hetzelfde feitencomplex, levert geen eigen, rechtstreeks belang voor eiseres op. Hierbij is uitsluitend het recht op bijstand van de heer [de vader] beoordeeld. Het recht van eiseres op bijstand is in een afzonderlijk besluit gericht aan haar beoordeeld. Beiden hebben ook een afzonderlijk boetebesluit ontvangen. Ter zitting heeft de Bevelanden onweersproken het standpunt ingenomen dat van een besluit tot medeterugvordering geen sprake is en daarvan geven de stukken in het dossier ook geen blijk. Beiden zijn ook niet hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de boete. Het beroep van eiseres op voorgenoemde uitspraak van de Afdeling faalt naar het oordeel van de rechtbank. Er is namelijk geen sprake van een vergelijkbare situatie. De uitspraak van de Afdeling had betrekking op verschillende vennoten van één vennootschap. Dit is niet vergelijkbaar met onderhavige situatie, waar het gaat om besluiten gericht aan individuele belanghebbenden en die betrekking hebben op de intrekking en terugvordering van hun persoonlijk recht op een bijstandsuitkering en de oplegging van een boete vanwege schending van de inlichtingenplicht. Het beroep van eiseres voor zover dat gericht is tegen besluiten betreffende de heer [de vader] is dan ook niet-ontvankelijk.
Waar gaat deze procedure over?
8. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de Bevelanden op goede gronden de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 1 februari 2023 tot en met
30 november 2023 heeft ingetrokken en teruggevorderd.
9. De Bevelanden heeft de uitkering ingetrokken en teruggevorderd, omdat eiseres in ieder geval vanaf 1 februari 2023 een gezamenlijk huishouden voert met de heer [de vader] . Eiseres heeft daarom geen recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Eiseres heeft dit in strijd met de inlichtingenplicht niet bij de Bevelanden gemeld.
10. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [6]
Is er sprake van een gezamenlijke huishouding?
11. Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet wordt als gehuwd mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert. Op grond van artikel 3, vierde lid, onder b, van de Participatiewet wordt een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander. Dit is een zogeheten onweerlegbaar rechtsvermoeden.
11.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de relatie van eiseres en de heer [de vader] een dochter is geboren. Ter discussie staat de vraag of de heer [de vader] zijn hoofdverblijf op hetzelfde adres als eiseres had.
Hoofdverblijf op hetzelfde adres?
12. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB ligt het hoofdverblijf van iemand daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven ligt. Het antwoord op de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De aard van de relatie van betrokkenen en hun subjectieve beleving blijven voor de toepassing van de Participatiewet buiten beschouwing. [7]
12.1.
Niet in geschil is dat eiseres in de periode van 1 februari 2023 tot 30 november 2023 haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bevelanden op grond van de onderzoeksbevindingen in samenhang bezien aannemelijk gemaakt dat ook de heer [de vader] in die periode op het uitkeringsadres zijn hoofdverblijf had. Zo heeft de heer [de vader] op zijn Facebookpagina een bericht geplaatst dat hij is getrouwd met eiseres. Tijdens heimelijke waarnemingen in de omgeving van [straat] is daarnaast de personenauto van de heer [de vader] niet in die omgeving aangetroffen. Tijdens heimelijke waarnemingen nabij het uitkeringsadres werd zijn auto echter bijna dagelijks geparkeerd aangetroffen en werd hij op 21 dagen aangetroffen. Medebewoners van de [adres 2] hebben verklaard dat de heer [de vader] daar niet zou wonen. Tijdens een buurtonderzoek hebben vier buurtbewoners verklaard dat er op het uitkeringsadres al meerdere jaren een man, vrouw en dochter wonen. Tijdens een onaangekondigd huisbezoek op het uitkeringsadres was ook de heer [de vader] aanwezig en werden kledingstukken en schoeisel van hem aangetroffen. Aan de [adres 2] werd bij een onaangekondigd huisbezoek geen schoeisel aangetroffen. Bovendien heeft de heer [de vader] verklaard dat hij veel meer op het uitkeringsadres verblijft dan op de [adres 2] . Uit de door eiseres overgelegde bankafschriften blijkt verder dat zij diverse keren heeft gepind bij hetzelfde benzinepomp waar de heer [de vader] tankt, terwijl zij en haar dochter niet in het bezit zijn van een personenauto. Daarnaast is de restafvalcontainer van eiseres in 2022 21 keer geledigd en van 1 januari 2023 tot en met 15 juni 2023 11 keer geledigd, terwijl het gemiddeld aantal ledigingen per huishouden 13 keer per jaar is.
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om te concluderen dat geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Nu is geconstateerd dat er zonnepanelen aanwezig zijn op het uitkeringsadres, is de omstandigheid dat sprake is van een laag gas- en stroomverbruik niet van doorslaggevend gewicht. Dat één van de verklaringen van de buurtbewoners en van een medebewoner niet is ondertekend en dat de medebewoner geen goede verstandhouding heeft met de heer [de vader] , is gelet op alle bevindingen in samenhang bezien onvoldoende om tot een andere conclusie te leiden. Dat de heer [de vader] zou leiden aan geheugenverlies en kampt met een zware drugsverslaving, wordt niet door eiseres onderbouwd. In de overgelegde brief van Emergis van 30 januari 2024 staat namelijk dat hij drie jaar clean is en wordt niet gesproken van geheugenproblemen. In deze brief staat echter wel dat de heer [de vader] getrouwd is.
12.2.
Nu de Bevelanden op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres en de heer [de vader] op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hebben, is gelet op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet sprake van een gezamenlijke huishouding.
Is sprake van schending van de inlichtingenplicht?
13. Eiseres had de gezamenlijke huishouding moeten melden als een wijziging in haar woon- en leefsituatie. Door het verzwijgen van een gezamenlijke huishouding in ieder geval vanaf 1 februari 2023 heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet geschonden. Als gevolg van de vaststelling dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden was de Bevelanden vervolgens op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet gehouden haar bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande in te trekken.
Is terecht overgegaan tot terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres?
14. De Bevelanden is op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet verplicht de kosten van bijstand terug te vorderen indien de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van schending van de inlichtingenplicht. Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet is het college bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. In de uitspraak van 18 april 2024 [8] heeft de CRvB het begrip dringende redenen ruimer uitgelegd dan voorheen.
14.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft gesteld dat sprake is van dringende redenen die aanleiding moeten vormen om af te zien van terugvordering. Eiseres heeft gesteld dat de Bevelanden niet conform voorstaande jurisprudentielijn heeft gewerkt. Ter zitting heeft eiseres dit toegelicht en gesteld dat meer naar de menselijke maat gekeken moet worden. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij minder uitkering ontvangt en sprake is van inflatie.
14.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bevelanden geen aanleiding hoeven zien om van terugvordering af te zien. Gesteld noch gebleken is dat eiseres financiële problemen ondervindt. De Bevelanden houdt bij de terugvordering rekening met de beslagvrije voet. Bovendien heeft eiseres ter zitting erkend dat de Bevelanden geen aandeel heeft gehad in de reden voor terugvordering.
15. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd tegen de ambtshalve toekenning van een bijstandsuitkering. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ook in zoverre niet slaagt. Nu sprake is van een gezamenlijke huishouding, komt eiseres niet in aanmerking voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande.

Conclusie en gevolgen

16. Gelet op de overwegingen in 6.2. en 7.1. is het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de oplegging van een boete en de besluiten betreffende de heer [de vader] . Voor het overige is het beroep ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten waaronder reiskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen de oplegging van een boete en de besluiten betreffende de heer [de vader] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 28 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:10
1. Ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening:
a. wel reeds tot stand was gekomen, of
b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.
2. De behandeling van het bezwaar of beroep kan worden aangehouden tot het begin van de termijn.
Artikel 6:13
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Participatiewet
Artikel 3
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een aanverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte; (…)
4. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander; (…)
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 59
2. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
Beleidsregels Terug- en invordering, verhaal en krediethypotheek GR De Bevelanden
Artikel 2
1.Het dagelijks bestuur maakt gebruik van in de Participatiewet, Bbz 2004, de IOAW en IOAZ toekomende bevoegdheid tot:
herziening of intrekking als bedoeld in artikel 54, derde lid, laatste volzin van de Participatiewet (…);
tot terugvordering zoals deze haar op grond van artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet (…) toekomt;
(…).
Artikel 27
Het Dagelijks bestuur kan in de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, dan wel in gevallen waarin toepassing van deze beleidsregels leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende, besluiten om op individuele gronden van deze beleidsregels af te wijken.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 maart 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:551).
2.Zie noot 1 en de uitspraak van de CRvB van 23 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:110).
4.De uitspraak van de CRvB van 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:327).
7.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:3241).