Uitspraak
18 4268 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante ontving sinds 1 november 2010 bijstand als alleenstaande ouder op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een melding dat appellante vermoedelijk samenwoont met X, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante en X in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellante niet had gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray. Het college heeft daarop de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de verklaringen van haar en X niet zorgvuldig zijn verkregen en dat de sociaal rechercheurs onduidelijke vragen hebben gesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen van het college voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante en X een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De verklaringen van appellante en X zijn gedetailleerd en worden ondersteund door waarnemingen van de sociale recherche.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en X in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden en dat appellante hierdoor niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden aangemerkt. De intrekking van de bijstand is derhalve terecht gebeurd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.