ECLI:NL:RBZWB:2023:4391
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 10 november 2021 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) heeft opgelegd voor een bedrag van € 927. De rechtbank heeft de zaak op 8 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of er recht bestaat op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat de waardevermindering van de auto door schade en schadeverleden niet hoger is dan de door de inspecteur vastgestelde bedragen. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur geen recht heeft op interne compensatie, omdat de waardevermindering niet is aangetoond.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent belanghebbende een schadevergoeding toe voor de proceskosten en het griffierecht. De Minister van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot betaling van deze vergoedingen. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.