ECLI:NL:RBZWB:2023:3003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AWB 22/2263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de blokkering van de AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen de blokkering van hun aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeeld. De SVB had op 19 november 2021 besloten de AIO-aanvulling van eisers te blokkeren, omdat er vermoedens waren dat zij niet meer recht hadden op deze voorziening. Dit besluit werd gehandhaafd in een bestreden besluit van 17 maart 2022. De rechtbank heeft op 15 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eisers als die van de SVB aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de SVB op goede gronden de AIO-aanvulling heeft geblokkeerd. De SVB had informatie van de Sociaal attaché die erop wees dat eiser [naam eiser 1] in het verleden onroerend goed had verworven, wat het vermoeden wekte dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de AIO-aanvulling. Eisers voerden aan dat de SVB ten onrechte had gehandeld door de betaling te blokkeren in plaats van deze op te schorten, en dat er geen concrete aanwijzingen waren voor fraude. De rechtbank oordeelt echter dat de SVB voldoende redenen had om de blokkering door te zetten, gezien de schending van de informatieplicht door eisers.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de blokkering van de AIO-aanvulling in stand blijft. Eisers krijgen geen terugbetaling van griffierechten en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de SVB om zorgvuldig om te gaan met de beoordeling van recht op bijstand en de belangen van de betrokkenen af te wegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2263 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam 1] , eisers

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda, (SVB)

(gemachtigde: mr. A. Marijnissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door de SVB, bij besluit van 19 november 2021, geblokkeerde aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) vanaf 1 november 2021.
1.1
Met het bestreden besluit van 17 maart 2022 op het bezwaar van eisers heeft de SVB het besluit van 19 november 2021 gehandhaafd. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de SVB deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De omvang van het beroep
2. De rechtbank beoordeelt of de SVB op goede gronden de betaling van AIO-aanvulling vanaf 1 november 2021 heeft geblokkeerd, omdat de SVB door de overtreding van de inlichtingenplicht het gegronde vermoeden heeft dat er geen recht meer bestaat op de AIO-aanvulling. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Het beroep
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De SVB heeft eisers vanaf 1 oktober 2009 een AIO-aanvulling op hun inkomen toegekend. Op het moment van toekenning van de AIO-aanvulling bedroeg het vermogen van eisers € 509,94. Eisers hebben op het op 12 maart 2015 ingediende formulier ‘Verblijf en vermogen in het buitenland’ aangegeven dat zij, buiten Nederland, geen perceel of grond bezitten. De SVB heeft eisers geselecteerd voor een onderzoek naar het verblijf en het vermogen in het buitenland over 2015. Uit een rapportage van de Sociaal attaché van 8 juni 2017 blijkt
– aan de hand van het door eisers verstrekte TC Kimlik nummer – dat er op meerdere overheidswebsites is geconstateerd dat eiser [naam eiser 1] bekend is bij de afdeling onroerend goed belasting van de gemeente [plaatsnaam 2] . Dit gegeven zou vrijwel zeker betekenen dat hij bij deze instantie bekend is omdat er een belastingaangifte is ingediend in verband met het bezit van een of meerdere onroerende goederen dan wel dat in het verleden onroerend goed op zijn naam geregistreerd stond. Op het op 27 november 2018 door eisers ingediende formulier ‘Verblijf en vermogen in het buitenland’ hebben eisers weer aangegeven dat zij, buiten Nederland, geen perceel of grond bezitten. Bij het formulier is een vertaling van een verklaring van het hoofd van het kadaster gevoegd en uit die verklaring volgt dat er in het digitale registratiesysteem geen actieve registratie van onroerend goed van eisers is geregistreerd.
In de rapportage van 18 oktober 2021 van de Sociaal attaché is opgenomen dat eiser [naam eiser 1] , voorafgaand aan de toekenning van de AIO-aanvulling, meerdere percelen en onroerende goederen heeft verworven en dat de getaxeerde waarde € 89.236,00 bedroeg. In de periode 2011 tot en met 2018 hebben er meerdere transacties plaatsgevonden en de taxatiewaarde van de verkochte erfdelen bedraagt € 108.793,00. De SVB heeft eisers per brief van 18 november 2021 verzocht om bewijsstukken in te leveren om te kunnen onderzoeken of eisers vanaf toekenning van de AIO-aanvulling wel recht hebben op deze aanvulling. Bij besluit van 19 november 2021 heeft de SVB de betaling van de AIO-aanvulling vanaf 1 november 2021 geblokkeerd. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bestreden besluit heeft de SVB de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en het besluit van 19 november 2021 gehandhaafd.
Heeft de SVB op goede gronden de betaling van AIO-aanvulling vanaf 1 november 2021 geblokkeerd vanwege het gegronde vermoeden dat er geen recht meer bestaat op de AIO-
aanvulling?
4. Eisers voeren aan dat de SVB ten onrechte de betaling van de AIO-aanvulling heeft geblokkeerd. In plaats van blokkering had de SVB de betaling hiervan op grond van artikel 54 van de Participatiewet moeten opschorten. De duur van de blokkering is onrechtmatig, omdat de SVB de volgens de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (CRvB) in acht te nemen criteria ter beoordeling niet heeft gevolgd. Eisers stellen dat er geen melding is van een concreet fraudesignaal en dat zij geselecteerd zijn op basis van een projectmatig onderzoek. Eisers achten het projectmatig onderzoek discriminatoir, omdat over een onderzoeksperiode van 2013 tot 2019 de in Nederland geboren autochtone Nederlanders pas als laatste zijn gecontroleerd. Volgens eisers behandelt de SVB de ontvangers van de AIO-aanvulling onderling verschillend, omdat de SVB ontvangers van een AIO-aanvullling die niet in Nederland zijn geboren na een vakantiemelding aan een huisbezoek onderwerpt. Ontvangers van een AIO-aanvulling die in Nederland zijn geboren, worden na een vakantiemelding niet aan een huisbezoek onderworpen. De SVB dient te motiveren in hoeverre het objectief gerechtvaardigd is om een dergelijk onderscheid te maken. Volgens eisers heeft de SVB hierin niet adequaat gehandeld voor zover het gaat om ontvangers van een AIO-aanvulling die in Nederland geboren zijn.
4.1
De SVB stelt zich op het standpunt dat uit het onderzoek van de Sociaal attaché blijkt dat eiser [naam eiser 1] in het verleden 30 registraties aan onroerend goed op zijn naam heeft gehad met een getaxeerde waarde van ruim € 108.000,00. De SVB mocht op basis hiervan het gegronde vermoeden hebben dat er geen recht meer bestaat op de AIO-aanvulling. Op grond van de Participatiewet bestaat geen wettelijke verplichting om in een situatie als deze over te gaan tot opschorting van de AIO-aanvulling op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet. Het is aan het betrokken bestuursorgaan om te bepalen van welke bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Als de AIO-aanvulling wel was opgeschort en daarna ingetrokken, zou de aanvulling evenmin betaald zijn. De SVB stelt op goede gronden de AIO-aanvulling te hebben geblokkeerd, omdat eisers de informatieplicht van artikel 17 van de Participatiewet hebben geschonden. Zolang het onderzoek naar het schenden van de informatieplicht nog loopt, blijft de AIO-aanvulling geblokkeerd. Eisers hebben de door de SVB opgevraagde informatie nog steeds niet overgelegd. Het onderzoek loopt nog. De beroepsgrond over het niet adequaat handelen naar aanleiding van een vakantiemelding door een ontvanger van een AIO-aanvulling die in Nederland is geboren, heeft de gemachtigde van eisers al in meerdere procedures naar voren gebracht. De SVB verwijst naar meerdere uitspraken van de CRvB [2] . Uit die uitspraken volgt dat de onderbouwing van deze stelling geen aanleiding vormt voor de conclusie dat, bij de inrichting van de onderzoeken van de twee groepen AIO-gerechtigden naar vermogen in het buitenland, sprake is van een verschil in behandeling naar aanleiding van de enkele vakantiemelding.
Blokkering van de uitbetaling
4.2
De blokkering van de uitbetaling van de bijstand kan gelijk gesteld worden aan een met een belastend besluit gelijk te stellen handelen of nalaten, zodat het op de weg van het bijstandverlenend orgaan ligt om aannemelijk te maken dat er voldoende feitelijke grondslag is voor het voortduren van de blokkering [3] .
4.3
Een blokkering is een tijdelijke stopzetting van de betaling van de AIO-aanvulling in afwachting van nader onderzoek. Volgens vaste rechtspraak [4] mag de SVB de betaling van bijstand blokkeren als de SVB ten minste het gegronde vermoeden kan hebben, dat een betrokkene geen recht (meer) heeft op (volledige) bijstand. Dat komt ook overeen met het door de SVB gevoerde beleid [5] . De namens eisers ter zitting gegeven toelichting – namelijk dat blokkering van de AIO-aanvulling pas mogelijk is als dit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststaat – slaagt dan ook niet. Van een gegrond vermoeden kan sprake zijn als onderzoek gegevens opleveren die erop duiden dat een betrokkene zijn wettelijke inlichtingenverplichting niet of niet volledig is nagekomen, maar nog niet duidelijk is of tot herziening of intrekking van de bijstand over kan worden gegaan. Uit de hiervoor aangehaalde uitspraak van de CRvB van 9 augustus 2016 blijkt dat voor een blokkering van de betaling van de bijstand niet is vereist dat een geconstateerde schending van de inlichtingenverplichting met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot gevolg heeft dat geen recht op bijstand (meer) bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.
Medio oktober 2021 had de SVB de beschikking over een rapport van de Sociaal attaché. Daarin wordt vermeld dat eisers belastingaangiften hebben gedaan voor tenminste 21 percelen en/of onroerende goederen, met een totale waarde van ruim € 89.000,00 voorafgaand aan de aanvraag van de AIO-aanvulling. De waarde van de overgedragen percelen bedraagt ruim € 108.000,00. Deze informatie heeft de Sociaal attaché verkregen van het kadaster in [plaatsnaam 2] (Oost-Turkije). Partijen zijn het erover eens dat eiser [naam eiser 1] niet aan de SVB heeft gemeld dat hij eigenaar was van grond en/of woningen. Naar het oordeel van de rechtbank is de in oktober 2021 beschikbare informatie, afkomstig van officiële instanties, voldoende om te twijfelen aan het recht op AIO-aanvulling. Ter zitting is door de SVB toegelicht dat het nadere onderzoek – naar de vraag of de gronden en gebouwen eigendom van eiser [naam eiser 1] waren, in welke periode en wat de exacte waarde was – nog niet is afgerond, maar in afwachting van de resultaten van dit onderzoek mag de SVB de betaling van de AIO-aanvulling blokkeren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Duur van de blokkering
4.4
Er geldt geen maximale wettelijke termijn voor de blokkering [6] . Uit de rechtspraak [7] volgt – bij de beoordeling of een blokkering voortgezet mag worden – dat de blokkering slechts gerechtvaardigd is tijdens het onderzoek dat is gericht op het kunnen nemen van een besluit over het recht op bijstand. Er moeten dus goede redenen zijn om nog geen besluit over het recht op bijstand te nemen. Daarnaast dient de SVB de ernst van het vermoeden dat eisers geen recht meer hebben op (volledige) bijstand, de duur en de voortvarendheid van het onderzoek bij de beoordeling te betrekken. Ten slotte dient een belangenafweging te worden gemaakt tussen het belang van de SVB bij het vermijden van het ten onrechte verlenen van bijstand en het belang van eisers om te voorkomen dat hen ten onrechte bijstand wordt onthouden. Vanwege het doel van de bijstandsverlening dient bij deze belangenafweging het belang van eisers zwaarder te wegen naarmate de blokkering langer duurt. Op dit punt heeft de SVB meerdere mogelijkheden, zoals de blokkering met terugwerkende kracht opheffen, de blokkering niet voortzetten of slechts een gedeeltelijke blokkering van de AIO-aanvulling.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om een ernstig vermoeden dat eisers vanaf de toekenning van de AIO-aanvulling al geen recht hadden op deze aanvulling, omdat eisers toen al een te hoog vermogen hadden. De hoogte van de maandelijkse AIO-aanvulling bedroeg vanaf de toekenning tot 1 november 2021 een bedrag van € 200,00 tot € 250,00 netto per maand. Eisers hebben nog steeds de beschikking over de overige inkomstenbronnen. Na het nemen van het besluit van 19 november 2021 heeft de zoon van eisers contact opgenomen met de SVB en afgesproken dat hij met eiser [naam eiser 1] in augustus/september 2022 in Turkije de opgevraagde informatie zou gaan verzamelen en vóór 1 november 2022 zou inleveren. Eisers zijn deze afspraak niet nagekomen. Ter zittng heeft de SVB toegelicht dat het onderzoek mede daarom nog loopt, dat men hierbij zorgvuldigheid betracht en dat de SVB ook onlangs stukken heeft opgevraagd om de huidige inkomenspositie vast te stellen. Die stukken zijn (ook) nog niet ingeleverd. Volgens de rechtbank is er dan ook geen aanleiding om de blokkering te staken. De beroepsgrond slaagt niet.
Geen discriminatoir onderzoek
4.6
Voor het onderzoek verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de CRvB van 28 augustus 2018 [8] . De SVB heeft in de periode van 2013 tot en met 2019 een gefaseerd onderzoek uitgevoerd naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. Hiertoe werden jaarlijks ruim 7.000 AIO-gerechtigden het formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ toegestuurd. In 2013, 2014, 2015 en van 2016 tot en met 2018 was de controle gericht op AIO-gerechtigden met respectievelijk Suriname, Marokko, Turkije en overige landen (behalve Nederland) als geboorteland. In 2019 was het onderzoek gericht op AIO-gerechtigden die in Nederland geboren zijn. Hierbij is de controlegroep ieder jaar aangevuld met een kleine steekproef onder specifieke delen van het klantenbestand. Na het toesturen van het hiervoor aangegeven formulier heeft de SVB nader onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de verleende AIO-aanvulling van AIO-gerechtigden die het formulier niet aan de SVB hebben teruggestuurd en bij de AIO-gerechtigden waarvan het retour ontvangen formulier daarvoor aanleiding gaf. Als criteria voor een vervolgonderzoek bij deze laatste groep golden onder meer een lang verblijf in het land van herkomst en het bestaan van of onduidelijheden over een opgegeven verblijfsadres in het land van herkomst. In de aangehaalde uitspraak van 28 augustus 2018 heeft de CRvB geoordeeld dat het hiervoor uiteengezette onderzoek niet discriminatoir is. Uit de beschikbare gegevens kan de rechtbank niet afleiden dat de SVB bij de selectie van de AIO-gerechtigden die zijn aangeschreven (waaronder eisers) enig rechtens relevant onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende groepen AIO-gerechtigden. Het hiervoor uiteengezette onderzoek omvat in de periode 2013 tot 2019 alle AIO-gerechtigden, ongeacht het land waarin men is geboren. Dat onderzoeksmiddelen in het buiten- en binnenland beperkt kunnen worden ingezet en dat de SVB op basis van beschikbaarheid van financiële middelen en capaciteit heeft gekozen voor een gefaseerde aanpak van het onderzoek op basis van de verschillende landen van herkomst van de AIO-gerechtigden, betekent niet dat het onderzoek daarom discriminatoir is.
4.7
Eisers hebben ook een beroep gedaan op, via een WOB-verzoek, van de SVB ontvangen informatie. Eisers leiden uit de ontvangen informatie af dat het onderzoek naar vermogen onder de in Nederland geboren AIO-gerechtigden er inhoudelijk anders uitziet dan het onderzoek onder de in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de de SVB hiermee een rechtens relevant onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillen groepen AIO-gerechtigden. Kort gezegd berust de stelling van eisers op een verkeerde lezing van de documenten waarop zij zich beroept. In dit kader wordt verwezen naar de rechtsoverwegingen 4.1.1 tot en met 4.1.6 van de uitspraak van de CRvB van 15 juni 2021 [9] . Het is de rechtbank niet gebleken dat de CRvB een verkeerde uitleg heeft gegeven van de meergenoemde brief van 18 maart 2021. Nu eisers geen andere gronden hebben aangevoerd, bestaat er geen reden om in deze procedure tot een ander oordeel te komen dan in de uitspraak van 28 augustus 2018.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat de blokkering van de AIO-aanvulling van 1 november 2021 in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht
niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2023 door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11, eerste lid:
1.Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, eerste lid:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op (…) het recht op bijstand. (…)
Artikel 34, eerste lid, sub a, tweede lid, sub b en derde lid, sub c:
1. Onder vermogen wordt verstaan:
a. de waarde van de bezittingen waarover (…) het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;
2. Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen:
b. het bij de aanvang van de bijstand aanwezig vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid;
3. De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde vermogensgrens is:
c. voor de gehuwden tezamen: € 15.210,00;
Artikel 47a, eerste lid, sub b en tweede lid:
1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomstenvoorzieningen ouderen aan:
b. gehuwden, van wie beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt dan wel van wie één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
2. De artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
Beleidsregels Schorsing van de betaling van de AIO-aanvulling (SB1311)
De participatiewet bevat geen bepaling over het schorsen van de betaling van de AIO-aanvulling. De SVB leidt echter uit de jurisprudentie van de CRvB af (…) dat het schorsen van de betaling van de AIO-aanvulling is toegestaan als de SVB het gegronde vermoeden heeft, dat:
- het recht op AIO-aanvulling niet (meer) bestaat; of
- er recht op een lagere uitkering bestaat; of
- de mededelingsverplichting van artikel 17, eerste lid Participatiewet niet is nagekomen.
Gelet hierop schorst de SVB de betaling van de AIO-aanvulling als twijfel bestaat over de rechtmatigheid van de betaling. Dit is bijvoorbeeld het geval indien:
- er duidelijke aanwijzingen zijn dat de betrokkene over een te hoog vermogen beschikt;
(…)

Voetnoten

1.CRvB 2 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3025.
2.CRvB 22 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:683, CRvB 12 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2624 en CRvB 15 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1498.
3.Zie noot 1, r.o. 4.7.
4.Bijvoorbeeld CRvB 9 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3015.
5.Beleidsregels Schorsing van de betaling van de AIO-aanvulling (SB1311).
6.CRvB 12 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:73.
7.Zie noot 1 en 3.
8.CRvB 28 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2702.
9.CRvB 15 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1498.