4.1.Zoals ter zitting met partijen is vastgesteld, handhaven appellanten nog als enige beroepsgrond dat de Svb bij het onder 1.2 genoemde onderzoek in strijd heeft gehandeld met het verbod van discriminatie.
4.1.1.Appellanten hebben ter onderbouwing van dit standpunt op het volgende gewezen. De gemachtigde van appellanten heeft in het kader van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoek) een interne werkinstructie, zoals deze in ieder geval gold op 1 december 2017 (werkinstructie 2017), van de Svb ontvangen. Uit de werkinstructie 2017, die betrekking heeft op Onderzoek verblijf en vermogen in het buitenland, wordt – voor zover relevant – vermeld dat jaarlijks een zevende deel van het AIOklantenbestand het formulier “Verblijf en vermogen buiten Nederland” (formulier) wordt toegestuurd met het verzoek het formulier terug te sturen. De controle was in 2013 gericht op in Suriname geboren AIO-gerechtigden, in 2014 op AIO-gerechtigden met als geboorteland Marokko en in 2015 op AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren. Van 2016 tot en met 2018 zal de controle gericht zijn op de overige in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. In 2019 zal de controle zich richten op de in Nederland geboren AIO-gerechtigden. Elk jaar wordt de controlegroep aangevuld met een kleine steekproef onder specifieke delen van het klantenbestand. Indien op een retour ontvangen formulier de AIO-gerechtigde vermeldt geen vermogen in het buitenland te bezitten maar wel een verblijf in het buitenland opgeeft met een verblijfadres dan wordt een kopie van dit formulier naar de afdeling Handhaving gestuurd. Deze afdeling maakt aan de hand van een aantal selectiecriteria (met name de vakantieduur en de duidelijkheid van het opgegeven verblijfadres in het buitenland) een selectie van AIO-gerechtigden die een huisbezoek krijgen. Na het huisbezoek wordt het dossier voor nader onderzoek naar vermogen in het buitenland naar Bureau Attaché gezonden.
4.1.2.Eveneens in het kader van een Wob-verzoek van de gemachtigde van appellanten heeft de manager juridisch beleid en beroep van de Svb (manager) in een brief van 18 maart 2021 – voor zover van belang – de gemachtigde geïnformeerd dat een vakantiemelding van een AIO gerechtigde (in Nederland geboren of in het buitenland) op zich geen aanleiding voor nader onderzoek is. Deze meldingen zijn, ongeacht het geboorteland van een AIO-gerechtigde en ongeacht zijn nationaliteit, verplicht en worden allemaal geregistreerd, omdat de PW beperkingen kent met betrekking tot de maximale duur van verblijf in het buitenland. Regelmatige melding van een langdurig verblijf in het buitenland kan aanleiding geven voor nader onderzoek. Het voorgaande geldt zowel voor in Nederland geboren AIO-gerechtigden als in het buitenland geboren AIO-gerechtigden (twee of beide groepen AIO-gerechtigden).
4.1.3.Appellanten concluderen uit wat onder 4.1 en 4.1.2 is weergegeven, dat het onderzoek, zoals dat door de Svb is ingericht, een ongerechtvaardigd verschil in behandeling oplevert tussen de twee groepen AIO-gerechtigden. Volgens appellanten leidt volgens de onder 4.1.1 genoemde interne werkinstructie een enkele vakantiemelding van AIO-gerechtigden geboren in het buitenland altijd tot een nader onderzoek. Dit is niet in overeenstemming met de eveneens onder 4.1.2 genoemde brief van 18 maart 2021, waarin is vermeld dat een enkele vakantiemelding van een AIO-gerechtigde op zich geen aanleiding vormt voor nader onderzoek. Uit het voorgaande concluderen appellanten voorts dat de Svb bij een vakantiemelding van AIO-gerechtigden geboren in Nederland geen en bij AIO-gerechtigden geboren in een ander land dan Nederland altijd nader onderzoek naar vermogen in het buitenland wordt verricht.
4.1.4.Dit standpunt mist feitelijke grondslag. In de meergenoemde brief van 18 maart 2021 valt allereerst niet te lezen – zoals appellanten doen – dat de twee groepen AIO-gerechtigden naar aanleiding van een enkele vakantiemelding anders worden behandeld. In deze brief wordt eerst gewag gemaakt van de algemene plicht tot het melden van een vakantie voor iedere AIO-gerechtigde. Deze melding heeft betrekking op het recht op bijstand in verband met het maximale verblijf buiten Nederland. De gegevens over de verblijfsduur en -adres op het formulier zijn in dat kader van belang. Immers, alleen als een betrokkene tijdens de vakantie buiten Nederland verblijft en die vakantie langer dan de maximale termijn duurt, zijn er gevolgen van verblijf buiten Nederland voor het recht op bijstand. Indien de vakantiemelding ziet op een kortere vakantie of een vakantie in Nederland zal daarin dus (in de woorden van die brief “op zich”) geen aanleiding zijn voor verder onderzoek. Dit geldt voor beide groepen AIO-gerechtigden. Verder wordt vermeld dat regelmatige melding – de Raad begrijpt: een aantal jaren achtereen – van langdurig verblijf in het buitenland wel aanleiding kan geven voor nader onderzoek. Dit geldt ook voor beide groepen AIO-gerechtigden. Tot zover blijkt niet van een verschillende behandeling tussen de twee groepen AIO-gerechtigden.
4.1.5.Uit de werkinstructie 2017 blijkt ook niet dat een enkele vakantiemelding van een AIO-gerechtigde geboren in het buitenland altijd leidt tot nader onderzoek naar vermogen in het buitenland. Deze werkinstructie beschrijft een aantal mogelijke reacties van AIO-gerechtigden op het toegezonden formulier en welke vervolgacties dan genomen moeten worden. Bij de reactie “geen vermogen, wel verblijf in het buitenland” wordt een kopie van het formulier doorgezonden naar de afdeling Handhaving. Daarmee is, anders dan appellanten lijken te betogen, nog geen nader onderzoek naar vermogen in het buitenland gestart. De werkinstructie beschrijft vervolgens dat de afdeling Handhaving uit alle aangeleverde formulieren een selectie maakt. Selectiecriteria zijn vooral de vakantieduur en een duidelijk opgegeven verblijfsadres. Alleen bij de zo geselecteerde AIO-gerechtigden wordt een vermogensonderzoek in het buitenland verricht.
4.1.6.In het kader van een Wob-verzoek heeft de gemachtigde van appellanten de beschikking gekregen over nog een werkinstructie. Deze werkinstructie is op de aan de Raad overgelegde kopie in handschrift aangeduid als “Werkinstructie AIO Nederland 2019” (werkinstructie 2019). Deze werkinstructie heeft betrekking op in Nederland geboren AIO-gerechtigden. Ook volgens deze werkinstructie wordt eerst het formulier aan de AIO-gerechtigden toezonden. Vervolgens wordt aan de hand van de reacties op formulier een selectie gemaakt voor nader onderzoek onder meer naar vermogen in het buitenland. Uit de werkinstructie volgt niet dat de enkele melding “geen vermogen, wel verblijf in het buitenland” altijd leidt tot nader onderzoek. Selectiecriterium daarvoor is bijvoorbeeld wel eerder langdurig verblijf in het buitenland. Verder wordt gekeken naar de exacte verblijfsduur in het buitenland en het precieze adres buiten Nederland in 2019.
4.1.7.Gelet op 4.1.1 tot en met 4.1.6, en anders dan appellanten hebben betoogd, bieden de gedingstukken geen aanknopingspunt voor het onder 4.1.3 weergegeven standpunt van appellanten dat bij de inrichting van de onderzoeken van de twee groepen AIO-gerechtigden naar vermogen in het buitenland sprake is van een verschil in behandeling naar aanleiding van de enkele vakantiemelding, laat staat dat deze stukken aanleiding geven appellanten te volgen in hun stelling dat bij de uitvoering van deze onderzoeken sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling van beide groepen AIO-gerechtigden.