In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten, die sinds 1 november 2009 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden, waarbij appellanten een verblijf in Turkije hebben opgegeven. De Svb heeft vastgesteld dat appellanten geen melding hebben gemaakt van een onroerende zaak in Turkije, wat leidde tot de intrekking van de AIO-aanvulling over de periode van november 2009 tot en met september 2017. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de Svb ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen verschillende groepen AIO-gerechtigden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellanten aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen dan in eerdere uitspraken is gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen ongerechtvaardigd verschil in behandeling is en dat de intrekking van de AIO-aanvulling terecht is gebeurd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan op 22 maart 2022 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren. De zaak benadrukt de noodzaak voor AIO-gerechtigden om alle relevante informatie over vermogen in het buitenland tijdig te verstrekken om recht op bijstand te kunnen behouden.