ECLI:NL:CRVB:2021:2624

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
18/21 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling; onderzoek naar vermogen in het buitenland en discriminatie bij AIO-gerechtigden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de AIO-aanvulling van appellante. Appellante ontving vanaf 13 september 2012 bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling, maar na een onderzoek naar haar vermogen in het buitenland, uitgevoerd door de Svb, werd haar recht op deze aanvulling ingetrokken. De Svb concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van onroerende zaken in Turkije, wat leidde tot een terugvordering van AIO-aanvulling en een boete. Appellante stelde dat de Svb in strijd met het discriminatieverbod had gehandeld, omdat er een ongerechtvaardigd verschil in behandeling zou zijn tussen in Nederland geboren AIO-gerechtigden en niet in Nederland geboren AIO-gerechtigden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb op een consistente manier te werk gaat en dat er geen bewijs is voor ongerechtvaardigde discriminatie. De eerdere uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.21 PW-PV, 18/4614 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 10 november 2017, 17/2752 (aangevallen uitspraak 1) en 27 juli 2018, 18/2092 (uitspraak 2)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Zitting heeft: mr. O.L.H.W.I. Korte
Griffier: Y. Al-Qaq
Ter zitting zijn verschenen: mr. R. Küçükünal namens appellante en mrs. N. Zuidersma en P.C. van der Voorn voor de Svb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. De Raad heeft, na sluiting van het onderzoek ter zitting, met toepassing van artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat mondeling uitspraak wordt gedaan en dat die uitspraak wordt verdaagd tot 12 oktober 2021.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt aangevallen uitspraak 1 en aangevallen uitspraak 2.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. In aanvulling op haar pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ontving appellante vanaf 13 september 2012 bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling, laatstelijk op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Vanaf 2013 voert de Svb een gefaseerd onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van alle AIO-gerechtigden. In het kader van dit onderzoek heeft appellante een formulier “Verblijf en vermogen buiten Nederland” ingevuld, heeft een huisbezoek op het uitkeringsadres plaatsgevonden en heeft het Bureau Attaché Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara (Bureau Attaché) een onderzoek ingesteld naar eventueel vermogen van appellante in Turkije. De resultaten zijn neergelegd in een rapport van 26 augustus 2016.
2.1.
In de resultaten van het onder 1 genoemde onderzoek heeft de Svb aanleiding gezien om bij besluit van 4 oktober 2016 het recht op AIO-aanvulling over de periode van 13 september 2012 tot en met 30 september 2016 in te trekken. Tevens heeft de Svb bij besluit van 18 november 2016 de kosten van AIO-aanvulling over deze periode van appellante teruggevorderd tot een bedrag van € 5.778,80 en appellante een boete opgelegd van € 3.960,-. Bij besluit van 21 maart 2017 (bestreden besluit 1) heeft de Svb het bezwaar tegen de besluiten van 4 oktober 2016 en 18 november 2016 ongegrond verklaard. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting –wat betreft de boete: verwijtbaar – heeft geschonden door geen melding te maken van de gedurende de periode in geding mede op haar naam geregistreerde onroerende zaken in Turkije, waarvan de actuele waarde op 28 augustus 2016 is getaxeerd op in totaal € 118.957,-. Appellante heeft vanaf 28 augustus 2016 geen recht op bijstand wegens vermogen boven de voor haar geldende vermogensgrens. Wegens het ontbreken van gegevens over de waarde van deze onroerende zaken in de periode van 13 september 2012 tot 28 augustus 2016 is het recht op bijstand gedurende deze periode niet vast te stellen.
2.2.
Bij besluit van 3 juli 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 februari 2018 (bestreden besluit 2), heeft de Svb het verzoek van appellante om uitstel van betaling ingevolge artikel 4:94, eerste lid, van de Awb afgewezen op de grond dat appellante niet heeft aangetoond dat zij niet in staat is de onder 2.1 genoemde vorderingen van in totaal € 9.738,80 in één keer terug te betalen.
3. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
4. Zoals ter zitting met partijen is vastgesteld, handhaaft appellante als enige beroepsgrond dat de Svb bij het onder 1.1 genoemde onderzoek in strijd heeft gehandeld met het verbod van discriminatie. Dit betekent volgens appellante dat de bevindingen van het onderzoek in Turkije onrechtmatig zijn verkregen en om die reden niet aan de bestreden besluiten ten grondslag mogen worden gelegd. Appellante heeft ter onderbouwing van deze grond in haar aanvullend beroepschrift van 9 augustus 2021 gewezen op een door de gemachtigde van appellante in het kader van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoek) van de Svb ontvangen interne werkinstructie, zoals deze in ieder geval gold op 1 december 2017, welke betrekking heeft op Onderzoek verblijf en vermogen in het buitenland. Tevens heeft appellante gewezen op een brief van de Svb van 18 maart 2021 met betrekking tot door de gemachtigde van appellante in het kader van een Wob-verzoek gestelde vragen over het melden van vakantie of verblijf in het buitenland van AIOgerechtigden. Uit deze documenten volgt volgens appellante dat een vakantiemelding van een in Nederland geboren AIO-gerechtigde nooit en bij AIO-gerechtigden geboren in een ander land dan Nederland altijd nader onderzoek naar vermogen in het buitenland wordt verricht. Dit levert volgens appellante een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen de twee groepen AIO-gerechtigden op.
5. De Svb heeft in verweer aangevoerd dat bij beide groepen AIO-gerechtigden hetzelfde stappenplan wordt doorlopen. Aan alle AIO-gerechtigden wordt het formulier gezonden. Alle reacties bestaande uit – kort gezegd – geen vermogen, maar wel verblijf in het buitenland, worden overgedragen aan de afdeling Handhaving. Op basis van bepaalde criteria wordt een bij bepaald aantal AIO-gerechtigden een vermogensonderzoek in het buitenland verricht (selectiecriteria). Inmiddels is een aanvang gemaakt met de groep van in Nederland geboren AIO-gerechtigden. Er zijn honderd dossiers geselecteerd voor nader onderzoek door de afdeling Handhaving. Vijftig onderzoeken zijn afgerond. Dit deel van het gefaseerde onderzoek van alle AIO-gerechtigden heeft vertraging opgelopen onder meer door de gevolgen van de Covid-pandemie. Het onderzoek naar vermogen van in Nederland geboren AIO-gerechtigden ziet, anders dan bij niet in de Nederland geboren AIO-gerechtigden, niet primair op het geboorteland – in hun geval: Nederland –, maar op de landen van verblijf buiten Nederland waardoor een onvolledig ouderdomspensioen is ontstaan. Dit betreft dus vele landen. De onderzoeksmogelijkheden in die landen kunnen heel verschillend zijn, mede door de gevolgen van de pandemie. De selectiecriteria voor deze groep kunnen in verband met de onderzoeksbelangen nog niet worden geopenbaard.
6. De onder 4 weergegeven grond van appellante slaagt niet. Om te beginnen heeft de Svb –zoals onder 5 is weergegeven – gemotiveerd weersproken dat reacties van in Nederland geboren AIO-gerechtigden op toegezonden formulieren nooit tot vermogensonderzoek in het buitenland leiden en bij niet in Nederland geboren AIO-gerechtigden altijd.
7. Verder volgt dat ook niet uit de genoemde werkinstructies, zoals appellante stelt. In de uitspraak van de Raad van 15 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1498, is de Raad uitvoerig ingegaan op deze beroepsgrond, zoals deze ook thans – gelijkluidend – is aangevoerd. Kortheidshalve wordt verwezen naar rechtsoverwegingen 4.1.1 tot en met 4.1.6 van deze uitspraak. De Raad heeft op grond van deze overwegingen geoordeeld dat de, ook thans aan de orde zijnde, gedingstukken geen aanknopingspunt bieden voor het standpunt van appellante dat bij de inrichting van de onderzoeken van de twee groepen AIO-gerechtigden naar vermogen in het buitenland sprake is van een verschil in behandeling naar aanleiding van de enkele melding van – wederom kort gezegd – geen vermogen maar wel verblijf in het buitenland, laat staan dat deze stukken aanleiding geven appellante te volgen in haar stelling dat bij de uitvoering van deze onderzoeken sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling van beide groepen AIO-gerechtigden. Kort gezegd berust de stelling van appellante dus op een verkeerde lezing van de documenten waarop zij zich beroept. Geen aanleiding bestaat om in de thans aan de orde zijnde zaken tot een ander oordeel te komen.
8. Uit 6 en 7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraken zal daarom worden bevestigd.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
10. Wat onder 4 tot en met 9 is overwogen leidt tot de hierboven weergegeven beslissing.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y. Al-Qaq (getekend) O.L.H.W.I. Korte