ECLI:NL:RBZWB:2023:2370
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 9.110, met een belastingrentebeschikking van € 61. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 22 maart 2023, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had een taxatierapport overgelegd waaruit een schadebedrag van € 29.437 bleek, maar de inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren die een schadebedrag van € 5.045 vaststelde. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de schade hoger is dan het door de inspecteur vastgestelde bedrag. De rechtbank wijst erop dat normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde van de auto.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met 5 maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de inspecteur aan om de immateriële schadevergoeding en de proceskosten van € 837 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.